CLITOCYBE GILVA P.
Honinggele Clitocybe.
PI. 2187.
Stelsel van Linnaeus : 01. XXIY. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Myoetes. Ord. Hymenomycetes. Fam. Agarioaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XIY, No. 1044.
Soortelijke kenmerken : pileo 5—10 cm. lato, carne subtenui, pallide ochraceo, convexo, mox de-
presso, saepe undulato, non vere infundibuliformi, obtuso, levi, humido, stipite 21/a—5 cm. alto, 1—2
cm. crasso, glabro, pileo concolore, solido; lamellis decurrentibus, valde confertis, tenuibus, saepe
ramosis, pallidis, dein ochraceis.
Sporae subglobosae vel latissime ellipticae, 4—5 p,.
Hoed 5—10 cm. breed, vleesch vrij dun, bleek okerkleurig, bol, weldra neergedrukt, golvend, maar
niet werkelijk trechtervormig, stomp, glad, vochtig, steel 21/2—5 cm. hoog, 1—2 cm. dik, kaal, gekleurd
als de hoed, gevuld; plaatjes afloopend, dicht opeengedrongen, smal, dikwijls vertakt, bleek, later okerkleurig.
Sporen bijna bolvormig of zeer breed elliptisch, 4—5 p,.
Cl- giïva (P.), Syn., p. 418; Fr., Epicr., p. 95; Sacc., Syll. V, p. 170, Cooke, lil. t. 136. Oud., Bév. I,
p. 85. Massee, Brit. Fg. Fl. I I , p. 428.
Groeiplaats: Dennenbosschen, zandige plaatsen, heiden.
Nederland : Door Oudemans vermeld uit de omstreken van Haarlem, Leiden. De afgebeelde
planten werden op 18 Augustus 1912 verzameld door de Hëeren Dr. J. S. Meulenhoff en P. J. A. J.
Meulemeester in het Engelsche werk te Zwolle.