
Copyright 1930-1934 by Martinus Nijhoff, The Hague, Netherlands
All rights reserved, including the right to translate or to reproduce this book
or parts thereof in any form
PRINTED IN THE NETHERLANDS
VOORBERICHT
Met dit 28e deel wordt de uitgave van de Flora Batava besloten. Honderdvierendertig jaar zijn verhopen
sedert het verschijnen van de eerste aflevering, waarvan het voorwoord door den ütrechtschen Hoogleeraar
Jan Kops den Hen November 1800 geschreven werd. De Flora Batava heeft langer geleefd dan een der
met dit werk vergelijkbare buitenlandsche plaatwerken. Men kan thans zeggen, dat de taak eener,,Flora
Batava” geëindigd is. Immers bijna alle Nederlandsche Phanerogamae zijn af geheeld, daarnaast een zeer
groot aantal Cryptogamae, waaronder zeker de meest karakteristieke. Ongetwijfeld zou er nog meer af
te beelden zijn. Voor de Phanerogamae zouden dit echter eensdeels adventieven zijn, anderdeels bastaarden,
voor wélke men slechts in zeer beperkten kring bélangstélli/ng verwachten kan. Cryptogamae vallen
er nog zeer véle af te beelden, vooral Fungi. Het karakter van de Flora Batava zou daardoor evenwel geheel
gewijzigd worden. Belangstelling zou in geheel andere vakkringen gezocht moeten worden, en dit zou ten
gevolge hébben, dat oude inteekenaren bedankten en de nieuwe slechts in het bezit van een gedeelte van
de Flora Batava zouden komen. Op deze moeilijkheden werd reeds in 1901 door Dr L. Vuyck gewezen.
In de 33 daarna verhopen jaren werd het steeds moeilijker geschikte planten te vinden. In de laatste jaren
werden ten deéle aanvullingen gegeven op vroeger afgébeélde soorten, ten deéle werd ook het zwaartepunt
verlegd naar de Cryptogamae.
Wij loiUen hier met een enkel woord de personen noemen, die van de eerste jaargangen af h t en met dit
28e deel direct aan de Flora Batava hébben medegewerkt. De talhoze, ijverige en zeer verdienstelijke officieuze
medewerkers, die door het aanbrengen van materiaal van verschillende plaatsen en uit verschillende
systematische groepen, als het ware de Flora Batava hébben gevoed, kunnen niet met name worden genoemd.
Van de redacteuren moeten allereerst worden genoemd de namen van Jan Kops, F. W. van Eeden en
L. Vuyck, die allen geruimen tijd hun krachten aan de Flora Batava gaven.
Jan Kops verzorgde de eerste 10 deélen (1800—1849), voor het 5e—7e deel bijgestaan door H. C. van
Hall, voor het 8e deel door F. A. W. Miquel, en voor het 9e en 10e deel door J. E. van der Trappen.
F. W. van Eeden redigeerde het 13e tot 20e deel (1868—1898), in de latere jaren met medewerking
van L. Vuyck, die na den dood van van Eeden in 1901 de redactie overnam, en het 21e h t 27e deel,
en een stuk van het 28e deel bewerkte.
Redacteuren, die korteren tijd hun krachten gaven, zijn P. E. M. Gevers Deynoot, onder wiens hiding
deel 11 (1853) tot stand kwam, en Jhr F. A. Hartsen, die een werkzaam aandeel had aan het 12e deel (1865).
Het 28e deel kwam tot stand door Dr L. Vuyck, Dr A. de Wever en ondergeteékende.
Over de teekenaars vinden wij in de voorberichten slechts weinig vermeld. Dat van deel 2 noemt G. J. J.
van Os, die slechts kort werkzaam moet zijn geweest. In 1846 wordt C. J. van Hulstijn genoemd. Meer
bekendheid kreeg het werk van A. J. Kouwels (deel 13—18), dat.helaas later niet steeds aan de eischen
voldeed. Nadat mej. La Chapelle slechts korten tijd haar krachten had gegeven, werden de platen sinds