
COL LY AC L. A RS EX FR Q U 22
COLLYBIA TENACELLA (P. EX FR.) QUÉL.
Kegel-Coltybia
PI. 2228
N a t u u r l i jk s t e l s e l : Cl. Fungi. Subel, Basidiomycetes. Ord. Hymenomycetes. Fam. Agaricaceae.
Trib. Collybieae.
So o r t sk e nm b r k e n : Hoed dun, aanvankelijk gewelfd, later vlak, cirkelrond, soms met umbo, 1,5 4
2 om. in diameter (tot 2,8 cm.), glad, geelbruin, tot donkerbruin, dikwijls Ucbtbruin-koffiekleurig, afhankelijk
van de vochtigheid der lucht.
Steèl 2— 5 (— 7) cm. X 1— 2 mm., lang, slank, hol, glad, onder de loupe fijn bepoederd, okerkleurig
of bruin aan de basis, naar boven toe lichter, onderaan soms behaard. Het ondergrondsche vaak zeer
lange deel van den steel is donkerder van kleur, vaak bochtig en bezet met lange haren.
Plaatjes vrij dicht opeen, van verschillende lengte, eenigszins bochtig aangehecht, bijna vrij, vrij
breed, meestal niet zuiver wit.
Yleesch dun, wit in den hoed, geelachtig in den steel. Geur en smaak van geen belang.
Cystiden tweeërlei:
a. dikke spoelvormige, met een duidelijk afgegrensd kopje, dat een radiair gebouwd, korrelig kapje
draagt. Deze zijn vrij dikwandig en meten 20—35 X 10—12 jx. Het kopje is 8—10 p. in diameter.
b. lancetvormige, vnl. aan den lamellenrand. Deze zijn aan den top vrij dikwandig, en meten 40—60
X 8— 12 fx.
Sporen elliptisch, soms iets ingedeukt, kleurloos, 5—7 X 8—4 p..
Persoon, Syn. Fung., p. 387 (1801); Fries, Syst. Myc., 1, p. 131 (1821); Hym. Eur., p. 121 (1874);
Gooke, lil. Br. Fungi, Tab. 204; Lange, Dansk Bot. Ark., Bd. 2, no. 7, p. 17 (1917); Konrad, Buil. Soc.
Myc. Fr., 47, p. 129 (1931); Konrad et Maublanc, Ic. Sel. Fung., PI. 2061.
Aan de verwarring, die over deze soort bestaat, is een einde gemaakt door de beschouwingen van Konrad
in het geciteerde artikel.
V o o r k om en : Op dennenkegels, die al of niet in den grond ingezonken zijn; in coniferenbosschen.
Vooral in het voorjaar.
N e d e r l a n d : De af geheelde exemplaren werden op 18 April 1915 te Schoorl gevonden door wijlen
mej. Ca th . Cool. Ter plaatse is de zwam zeer algemeen. Ook in andere dennenbosschen in Nederland
wordt zij vaak aangetroffen.
V er k la r in g d e r A f b e e l d in g : •
A. Cystiden van het lamellenvlak (vergrooting 1350 X).
B. Cystiden van de lamellensnede (vergrooting 980 X).
C. Sporen (vergrooting 1600 x).