
BOLETUS (IXOCOMUS) VISCIDUS L. EX FR.
Kleverige Lorkeriboleel
PI. 2224
Natuurlijk stelsel: Cl. Fungi. Subcl. Basidiomycetes. Ord. Hymenomycetes. Eam. Boletaceae.
Soortskenmerken : Hoed 4—6 cm. en grooter, eerst gewelfd, met ± ingerolden rand, later uitgespreid,
vlak, of min of meer onregelmatig aan den rand, bedekt met een zeer kleverig, slijmachtig
velum, bij droogte meer vezelig schubbig. Kleur donkergeel tot vuilgeel, waar met slijm bedekt grijs
tot vuil bruingeel, schubjes donkerder.
Steel 4—6 X ± 1 cm., cylindrisch, soms min of meer gebogen, vrij slank, vezelig gestreept, aanvankelijk
met het velum bekleed, dat op ongeveer 0,5—1 cm. vanaf het boveneinde eindigt als een
min of meer duidelijke ring van donkerbruine tot bijna zwarte kleur, overigens grijs tot bruinachtig
van kleur, aanvankelijk lichter dan de hoed, boven den ring netvormig of met puntjes geteekend.
Buisjes 0,5—ca. 1 cm. lang, op den steel afloopend, soms zelfs zich op den steel voortzettend, bruip.
Poriën wijd, onregelmatig van vorm, soms samengesteld, bruin, soms bij druk iets in het blauwe verkleurend.
Yleesch wit tot bruinachtig in den steel. Aan de lucht soms eenigszins blauw kleurend.
Sporen 10_14 X 4—5 [x, langwerpig tot cylindrisch, met apiculus, donkerbruin van kleur.
De geheele paddenstoel maakt vaak een grijzen-slijmerigen indruk.
Linnaeus, Flora Suec., p. 381, no. 1089 {1715); Spec. Plant., Ed. I, p. 1177 {1783); Fries, Syst. Myc.,
1, p. 394 {1821) {B. scaber); Epicr., p. 423 {1838); Hym. Eur., p. 513 {1874); Ic. Hym., I I , Tab. 178, fig.
3 {1884); Quélet, Fl. Mycol., p. 416 {1888); Leuba, Champ. Comest., Tab. 34,fig. 5—7 {1887—1890); Bea,
Brit Basid., p. 559 {1922); Sartory et L. Maire, Les. Bolets {s. d.), p. 491 etc.; Giïbert, Les Bolets, p. 114
{1931); Kallenback, Pilze Mittel-Eur., I, P I 18; 23, fïg. 32.
Groeiplaats : Onder larix en coniferen, vaak in gezelschap van B. elegans. Zeldzaam.
Nederland : De drie bovenste figuren op de plaat zijn ontleend aan voorwerpen gevonden in Juli
1916 op het buitengoed Huize Vogelenzang te Vogelenzang door wijlen mej. Cath. Cool. De andere af-
gebeelde exemplaren, die jonger, en slijmerig, waren, werden door dezelfde gevonden te O verveen op
het buiten Elswoud (Sept. 1916), beide malen in gezelschap van Boletus elegans. Overigens zijn slechts
weinig vindplaatsen van deze zeldzame zwam bekend (Hilversum; ook Baarn?).