
RUBIIS FISSUS LINDLEY « VILLICAULIS KOHLER
PI. 2205,
Afkortingen: f = yan fissus, v = van villicaulis.
Dffl LOTEN: Meestal hoogerop gebogen (v), soms reohtop en alleen aan de top iets overhangend (),
kantig (f en vU n het midden van de loot de zijden vlak (1 env), onbehaard (f), aan de zonzijde porper-
achtig (v); stekels kantstandig (f env), spaarzaam en tenger (f) of talrijker en krachtiger (v).
De st eu n b la r en : Laag ingeplant, smal (f en v). .
De b l a d s t e l e n : Langer dan de buitenste blaadjes (f en v) of korter dan deze (f), aan het ondereind
op de bovenzijde ondiep gevoord (v), afstaande behaard (f en v), haren kort (f); stekels krachtig, geb
l a d s o h i j v e n : Middelmatig groot of groot (f en v), handvormig vijftaUig (f en v) niet zelden
zeventalhg (f), blaadjes van boven donker,groen.(f en v), dun, elkander dekkend (f), ongel,jk gezaagd
(f), op de bovenzijde zoo goed als kaal (f), op do onderzijde grijsvütig (v), haren kort (f), eindblaadje
breed ei-hartvormig (f), despils breed (f en v), de beide buitenste blaadjes kort gestoeld of zittend(f).
De b l o è i t w i j g e n : Kort (f) of vrij lang (v), af staand behaard (f env), blaren drietallig (f); stekels
veelal niet zeer schaars (v), recht (f env) of gebogen (v)- , , ,
De b l o e iw i j z e n : Pluimvormig met afstaande, soms horizontale bijassen, veelal tot inde top bebla-
derdfv), of speervormig met kort gesteelde eindbloem (f); of de eindbloem vrij lang (v); stekels schaars,
kort en vrij tenger (f) of talrijker, krachtiger en langer (v), onbehaard (f) gebogen (v) of recht (f en y ),
bloemstelen in de-speren dun en eenige malen langer dan de kelkshppen (f), in de pluimen veelal korter
en steviger ■ hoofd- en bijassen.afstaand behaard (f en v), haren kort (f); stekels vnj schaars (f)
of talrijker (v), gebogen (v),of recht (f e_n v), vrij kort (f) of lang (v); schutblaren smal (f en v).
De k b l k s l i p p e n : Behaard, groen, wit wollig berand, aan de bloemen en de vruchten uitstaand
onbestekeld (f) of grijsvütig, soms iets bestekeld, aan de bloemen en de vruchten teruggeslagen (v) o
aan de.bloem:uitstaand,(f)- ' • . W S . . . , ,
De bloemblaren: Middelmatig groot (v), .omgekeerd eivormig (f), of elhpties tot rondachtig (v),
wit (f) of roodachtig (v), van achteren iets behaard (v).
De m e e l d r a d e n : Niet langer dan de stampers (f) of wel (v) wit, zich niet tegen de vrucht aanleg-
gend maar verschrompelend (f).
D e s t a m p e r s : Stijlen groenachtig, de vruchtbeginsels behaard, (f en v) of kaal (f).
De bloembodems: Kaal (f).
De b l o e it i jd : Juli (v).
De vruohtzetting: Volledig.
Gr o e ip la a t s : Aan de weg van Ommen naar Zeessen. In 1 9 2 6 aldaar in een wei tegen een bosch zeer
talrijk. Ben strook van eenige vierkante meters groot was er dicht mede bezet. In 1928 vond ik de wei
gescheurd, maar aan een slootkant daar trof ik de kruising nog veel,aan.
•Ve r k l a r in g d e r A e b e e l d i n o e n : a. Doorsnede bloem, vergroot; b. Bloembladen; c. Vruchttakje,
onrijp; d. Bloeiwijze; e. 7-taUig blad.