
DAEDALEA CONFRAGOSA BOLT.
DAEDALEA CONFRAGOSA BOLT.
Oneffen Daedalea.
PI. 2166.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Fam. Polyporaoeae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. X, No. 789.
Soortelijke kenmerken: Pileo suberoso, subconvexo, plus minusve zonato, unicolore, scabro,
rubro-fulvo, carne pallide-ochracea, basi crasso; poris rotundatis, denique anguste sinuosis et fissis,
cinereis-pruinosis, dein fulvesoentibus.
Hoed kurkachtig, eenigszins gewelfd, meer of minder met ringen geteekend, eenkleurig, ruw, rood-
achtig bruin, vleesch houtkleurig, verdikt aan de basis, poriën afgerond, ten slotte smal bochtig, met
gespleten tusschenwanden, grijs berijpt, eindelijk bruinachtig.
Daedalea confragosa P., Syn. p. 501; Fr., Eyicr., p. 587; Sacc., Syll. VI, p. 372, Bolt., tab. 163, Massee,
I, p. 192; Oud., Bév. I, p. 387.
Verklaring der Afbeeldingen: a. Gedeelte onderzijde, vergroot; b. Doorsnede door de poriën.
Groeiplaats: Op wilgen enz.
Nederland: Gevonden in Oct. 1878 door Oudemans in het bosch te Baarn op een stronk van een
levenden beuk; de afgebeelde plant werd in Jan. 1915 in de duinen van Bloemendaal verzameld door
den Heer A. van Lutk.