
VIC1A ERVILLEA (L) WILLD,
Linzenwikke
PI. 2238
Natuur lijk St e l s e l : Anthophyta. 01. Dicotyledones. Subcl. Choripetalae. Ord. Kosales. Fam.
Papilionaceae.
Soortskenmerken: Eenjarig, met rechtopstaanden of opstijgenden, naar boven al of niet vertakten,
kantigen stengel. Bladeren 5—15 om. lang, veel langer dan de stengelinternodia, kaal, of evenals
de stengel verspreid behaard. Bladsteel eindigend met een kort puntje (nooit met een rank), met 8 12
(meest 10) paar blaadjes; deze lijnvormig, 0,5—1,5 cm. lang, 1—4 mm. breed, stomp of uitgerand, met
kort puntje. Steunblaadjes klein, gelijk, half pijlvormig, eenigszins getand.
Bloeiwijze korter dan de bladeren, 2(-4) bloemig, de as in een korte naald uitloopend. Bloemen 7—8
mm. lang, bloemkroon witachtig rosé.
Peulen hangend, kortgesteeld, kortgesnaveld, ingesnoerd, 2—4 zadig. Zaden 3—6 mm., kaal, glad
of iets gegroefd, geelbruin tot roodachtig grijs.
Hegi, Hl. Fl. M. E., IV, 3, p. 1512; Heukels-Wachter, Geïll. Schoolfl. (11e dr.), p. 372 (1934).
Groeiplaats : Vooral op kalkarmen bodem. In M. Europa gekweekt. Uit het Middellandsche Zeegebied
afkomstig.
Nederland : Bij ons wordt deze plant alleen als adventief aangetroffen. De afgebeelde exemplaren
werden in Juli 1915 door den heer J , Th . H enrard bij Gorinchem gevonden.
Verklaring d er Af b e e ld in g e n : a, b. Gesloten en geopende bloem; c. Zaad.