
TRICHOLOMA SQUARRULOSUM BRESADOLA.
Geschubde Ridderzwam.
PI. 2199,
N a t ü d b l i jk S t e l s e l : Cl. Fungi. Subcl. Basidiomycetes. Ord. Hymonomycetes. Fam. Agancaceae.
Trib. Tricholomeae.
S oobtskenmebken: Hoed 5—'7 om., gewelfd, vrij onregelmatig gevormd, grijs-roetkleurig tot
bruin, in schubben opbarstend, centrum gebarsten, schubben naar den rand toe in fijne haren overgaand,
rand fluweelachtig behaard, ingerold. Schubben donkerbruin, naar den rand toe lichter, op
licht bruine ondergrond.
gteel 4—5 cm. X 10—15 mm., stevig, buikig-knollig (knol 15—20 mm. dik), naar de basis toe sterk
versmald, bruin gestreept, aan de basis vrijwel wit, met opstaande donkere schubben.
Yleesch geelachtig wit, aan de steelbasis iets roodachtig aangeloopen.
Plaatjes talrijk, vrij breed (7—10 mm.), afwisselend lang, inet een klein tandje aangeheeht, grijs of
licht okerkleurig.
Sporen ovaal, min of meer boonvormig, met apiculus, 6—7,5 X S 5 (x, doorschijnend; Basidia
20—2.8 X 8—12 (x.
Bresadola, Fungi Tridentini, I I {1892), p. 47, T. 152; Iconogr. Mycol, T. 80; Bea, Br. Bas. {1922), p.
225.
Gr o e ip la a t s .: In naaldbosschen, maar ook onder eiken. Zeldzaam.
N e d e r l a n d : De afgebeelde voorwerpen zijn afkomstig uit de omstreken van Haarlem (1924), wijlen
Dr. V tjyok zou volgens mededeeling in litteris deze soort gevonden hebben te Schalkhaar bij Deventer.
Opm er k in g : De afbeelding van de sporen is niet zeer nauwkeurig.