
? / / / / ,/ ' 77J .
Knobbehvortelig Duiaelkruid.
Hoogduitsch. Gegliederte Gemswurzel.
Bloeit Mei, Junij. 2\..
Natuurl. Orde volg. linnaeus xlix. Compositae, 8, Radiatae. Compositae adans. Synanlhereae rich.
Syngenesia süperflüa. Overbodig Zaamhelmigen.
G eslachts-kenmerken. Capitulum multiflorum. Floribus marginis, femineis, ligulatis, disci herrna-
phroditis tubulosis, limbo 5-dentato. Involucrum hemispliaericum, squamis aequalibus bi-triserialibus.
Receptaculum nudum. Semina turbinata, sulcata; flosculorum semina pappo simplici, piloso; radii
calva. Een veelbloemig bloemhoofd. De vrouwelijke straalbloempjes, a, lintvormig; die van den
schijf tweekunnig, pijpvormig, met een 5-tandig boordje, b , (bij c geopend). Het omwindsel
platrond, met evenlange, in twee of drie rijen over elkander liggende schubjes, d. De vrucbtbodem,
e , naakt. De zaden tolvormig, gesleufd; die der pijpbloempjes, f , met een eenvoudig, harig zaadpluis
, doch die der straalbloempjes n aak t, g.
Soortelijke kenmerken. Foliis ovatis denticulatis, radicalibus longe petiolatis subangustatis vel
truncatis, et in petiolum paulo productis; caulinis auriculato-amplexicaulibus. Receptaculo sparsim
piloso. Rhizomate brevi horizontali, stolonibus nullis. De bladen eirond getand; de wortelbladen
lang-gesteeld, aan den voet eenigzins versmald, of als geknot, en meer of min in den bladsteel uit-
loopende; die der stengen geöord-stengom vatten de. De vruchtbodem een weinig behaard. Een korte,
horizontale wortelstok, zonder wortelspruiten.
Dezelve groeit hooger o p , is in alle deelen wat forscher, minder behaard en meer helder groen
van kleu r, dan, Dl. VII. PI. 514 a f geheelde, Doronicum Pardalianches L .; voor het overige
vergelijke men aldaar wat door den Hoogl. van hall , ter onderkenning der beide soorten, reeds
opgegeven is geworden.
G roeiplaats. Hier en daar in de bosschen, en op eenige andere plaatsen; waaronder nogtans sommige
zijn welke doen vermoeden dat dezelve er meer als ontvlugt (aufuga) voorkomt. — Op enkele plaatsen
bij Leijden; bij Leijderdorp, alwaar zij in overvloed achter in het bosch van Voordorp groeit,
en ook is zij aan de stadscingels van Delft gevonden geworden. Bij Arnhem, bij Dordrecht, in
bosch van den Heiligenberg bij Amersfoort, van Tjepma bij Utrecht, en van Dijkerwaal, tusschen
Naaldwijk en 's Gravenzande; ook op het eiland Walcheren.
G ebruik. Als sierplant wordt zij in onze bloemtuinen zeer menigvuldig aangetroffen; veel meer
dan Doronicum Pardalianches L ., welke soort eertijds door sommigen voor vergiftig gehouden is
geworden.