
NASTURTIUM OFFICINALE* R, Bä. (*).
Gewone Waterkers.
Hoogd. Gebräuchliche Brunnenkresse. Wasserkresse. Heilsame Wasserrauke. Quellenrauke
Engelsch. Water-Cress.
Bloeit Mei, Junij—September. z\..
Tetradynamia Siliquosa Viermagtigen Haauwdragenden.
Natuurl. Orde volgens linnaeus xxxix. Siliquosae. Cruciferae jüss.
Geslachts- kenmerken. Calyx patulus, basi aequalis. Petala indivisa. Filamenta libera, edentula.
Siliqua saepe abbreyiata, siliculaeformis, teretiuscula vel subcompressa, valvulis subenervibus con-
cavis, nee carinatis. Semina in quovis loculo inaequaliter biserialia. De kelk, a , openstaande, aan
den voet gelijk. Gaafrandige bloembladen, b. De meeldraadjes vrij, niet getand, c. De haauwen
dikwijls verkort, in den vorm van een haauwtje, rolrondachtig of eenigzins zamengedrukt, de klepjes
nagenoeg zónder nerfjes; uitgehold, maar niet kielvormig. De zaden, f , in elk der hokjes onregelmatig
tweerijig.
Soortelijke kenmerken. Siliquis linearibus pedicellum subaequantibus, foliis pinnatis, superio-
ribus 3-~-7-jugiSy inferiöribus ternatis,’ foiiolis repandis, lateralibüs elliptidis, terminali ovato basi
subcordato. De haauwen, e lijnvormig, bijna zoo lang ’ als de bloéinstééltjés ; gevederde bladen,
de bovenste 3—7-parig, de benedenste drievoudig; de blaadjes (min of meer) uitgeschulpt, de zijde-
lingsche elliptisch, het eindblaadje eirond, aan den voet bijkans hartvormig.
De plant bereikt eene lengte van 2 , 5 voet en meer, doch is voor een grooter o f kléinet gedeelte
neêrliggende, maar ook komt dezelve ter grootte van slechts ee'tiige duimen voor, en
geheel en al kruipende, namelijk, als de Verscheidenheid minor VH. (Flora Belg. Sept.);
waarschijnlijk dezelfde welke ook door reichenbach als eene afzonderlijke soort. —- Nastur-
tium microphyllum BöNNiNGH. — beschreven is gewordend
Als eene tweede Verscheidenheid, siifolium, komt bij koch, Synops. der Deutsch. u. Schweizer
Flora, de Nasturtium siifolium rchb. voor; waaraan de bloempjes evenmin van die van Var.
(5 minor VH. verschillende zijn als van die der plant zoo als zij gewoonlijk voorkomt, en
gelijk men bij d een derzelve vergroot ziet.
Groeiplaats. Deze plant groeit in alle landen van den aardbodem, in slooten en in de kanten
van andere wateren; nogtans in sommige streken veel overvloediger dan in andere, en zoo ook in
ons vaderland. In menigte groeit dezelve bij Valkenburg, Rijnsbiirg, Katwijk, Leijderdörp en
elders om Leijden; overvloedig in het Westland, als ook in Vriesland; in slootkanten tusschen
Nieuwersluis en Loendersloot, en voorts op vele andere plaatsen.
De eerstgenoemde der evengemelde Verscheidenheden, Var |5 minor VH., vond ik in het slijk aan
de Waal, tusschen Varik en Heesel, en- tusschen Heereriwaarde en Rossum, alsmede aan de Merwe,
bij Dordrecht, terwijl Prof. van hall dezelve aan de Laak bij Rhéede aangetroffen heeft. De tweede
genoemde Verscheidenheid is door de H. H. vrudag zijnen en van hoven bij den Haag gevondèn
geworden; waarvan meer in den Franschen tekst.
Gebruik. Eertijds werd van dezelve in de geneeskunst gebruik gemaakt, en is het Herba Nasturtiitegen
velerlei ziekten en kwalen geroemd, en zoo in- als uitwendig tegen zuchtige zwellingen, het verdrijven van
zomersproeten enz. aangewend geworden. — Volgens mattuschka wordt de plant door het vee gaarne gegeten,
en is een afkooksel er van met vrucht tegen de longziekte van hetzelve gebruikt geworden.
In Engeland, Frankrijk en Duitschland is het huishoudelijk gebruik dat er van gemaakt wordt zoo
groot, dat dezelve, op daartoe ingerigte plaatsen, met zorg aangek weekt, en in de steden ter koop gebragt
wordt. Men eet de jonge planten • als salade, of in azijn ingelegd, of met vleeschnat opgeköokt; somtijds
met andere groenten er doorheen.
(*) Sisymbrium Nasturtium l.