
"n, *..» i £ " ’
Iloogd.
r H AL LUS I M P U D I C U S L.
Stinkende Eikelzwam, (?)
Schamloser Gichtschwamm. Schamloser Eichenpilz. Stinkende Morchel. Giftmorchel.
Stertmorchel. Ruthenmorchel. Stinkschwamm. Ilirschbrunze.
Komt voor in Augustus, September.
Cryptogamia. Bedek tbloeijenden.
Natuurl. Orde volgens linnaeos lxi. Fungi. Fungor. Class. 11. Gasteromyeetes, Ord. I. Angiogastres,
Subord. I. Phalloïdeae, fries. Cryptog. Cl. I. Fungi, Ord. III. Dermatomycetes, Fam. VIII.
Lycoperdacei, III. Angiogasteres, C. Phalloïdeae, b. Phalloïdei, Gen. Phallus, rabenh.
Geslachts-kenmerken. Volva rotundata, vel ovalis radicata, e membrana duplici, gelatina disten-
ta composita, primum clausa, dein apice laciniato-rumpens. Peridium internum pileiforme, latice
sporidiifera tectum, stipitatum; stipes cylindricus celluloso-cribrosus, fistulosus. Het beursvlies
rondachtig of eivormig, worteldragende, door een dubbel, en door een geleiachtig vocht uitgezet
vlies gevormd, eerst gesloten en vervolgens van boven lappig-openbrekende. Het inwendig Peridium
hoedvormig, met een de kiempjes bevattend slijm bedekt, gesteeld; de steel cylindervormig, celachtig
of zeefvormig van weefsel, van binnen hol.
Soortelijke kenmerken. Capitulo pileiformi conico libero reticulato pervio, sublus n u d o , stipite
cribroso subobliquo albo. Het hoedvormige hoofdje, a , kegelvormig , vrij, netvormig, aan den top
doorboord, b , aan de binnenzijde, c , naakt; het steeltje, d , zeefvormig van weefsel, w it, eenig-
zins schuins-standig.
Het in den beginne rondom gesloten beursvlies, A, tot de grootte van een ei gegroeid zijn d e,
is eertijds onder den naam van Ei der Schimmen en van booze Geesten bekend geweest, en
wordt door het landvolk in Duitsehland nog wel Heksen- o f Duivelsei genaamd; misschien uit
hoofde van den walgelijken, zeer sterk doordringenden stank van het tusschen desze f s vliezen
zich bevindende vocht. Het beursvlies pas opengebroken zijnde, vindt men het hoedvormige
binnenvlies, a, door dat olijfkleurig-groen en kleverig vocht overdekt, maar hetzelve vertoont zich
vervolgens witachtig, terwijl het zeefachtig doorboorde o f zeer poreuse steeltje sneeuw-wit is. Dij
figuur C ziet men het steeltje in de lengte doorgesneden, alzoo mede het hoedvormige hoofdje,
waarvan door c de binnenzijde aangetoond wordt, en insgelijks, e, een overblijfsel van het uitwendige
vlies van het beursvlies, waarvan bij fig. B, door f f aangewezen, ten tijde van des-
zelfs openbarsting een gedeelte is weggesneden geworden.
Groeipl. Volgens de gorter in zijne Flora Belgica is dezelve door linnaeüs in rietlanden bij
Haarlem, door commelin in de duinen en op zandige gronden bij Heemstede, en door hemzelven
in alleeën bij Uienpas gevonden geworden. De in dit werk afgebeelden zijn te Ubbergen, bij Nijmegen
, door den Heer t . h . a. j . abeleven gevonden, en mij door ZijnEd. in den staat als bij A
toegezonden geworden ; waardoor zij niet tot geheel voleindigden groei gekomen zijn.
Gebruik. Langen tijd heeft men er sterk vergiftige eigenschappen aan toegeschreven, doch tegenwoordig
wordt dat gevoelen door velen wedersproken. De stank, welke door het boven beschreven
olijfkleurig-groene vocht veroorzaakt wordt, is niet wel te beschrijven, maar wordt meestal
vergeleken bij dien van tot rotting overgaande lijken, en lokt de vliegen om op dit gewas te komen
azen, als op elk in staat van bederf zich bevindend dierlijk ligchaam; .— nogtans is oudtijds beweerd
geworden dat van dit vocht, met goed gevolg, tegen de jicht gebruik te maken is. In het
Thuringsche plagtcn jagers en veehoeders dezelve, zoo lang als zij zich als een ei vertoonden, in
te zamelen, en in linnen gebonden in den rook, of in de vrije lu c h t, te droogen te hangen, om
e r, met brandewijn gemengd, bij te trage geslachtsdrift, aan honden, rundvee, of paarden van
in te geven (gleditsch. poiret).