
tGud /u
AGARICUS PHALLOÏDES F r i e s .
Knollige Vliegen-Paddestoel (?)
Hoogduitsch. Knollen-Blallerschwamm. Gichtschwammarliger Blalterpilz.
Groeit September en Oclober.
Na t. Ord. volg. Linnaeus LXI Fungi. Glass. I. Hymenomycetes, Ord. I. P ile a ti, Gen. I.
A g a r ic u s , Ser. I. Leucosporus, Trib. I. A m a n ita , F ries.
Geslachts K enmerkeis. Zie bij Plaat N°. 735.
Trib. ï. Am a n ita : Velum duplex: universale Vol va, a pileo discreta, fungura juniorcm ovalum
tolum involucrans, dein parlim ad basin, parlim in pileo remanens verrucaeformis; partiale annulus
superus, membranaceus, inversus. Stipes demum subcavus, basi incrassatus. Pileus disco carnosus,
margine lenuis, primurn carapanulatus, dein planus. Lamellae liberae, anlice laliores, ventricosae ,
confertae, parum inaequales, primum denliculatae. Het sluiertje dubbeld: het algemeene een los
beursvlies, a , dat den jongen , dan eivormigen , paddestoel geheel insluit, vervolgens gedeeltelijk aan
den voet, gedeeltelik als wratjes op het hoedje overbluft; het bijzondere een bovenstandig, vliezig,
van boven aangegroeid, beneden los, ringje, b. De steel ten laatste min of meer hol, c , aan den
voet verdikt, d. Het hoedje in het midden vleezig, aan den rand dun, eerst klokvormig, e , vervolgens
vlak-uitgebreid. De plaatjes, f , vrij, van voren breeder, buikvormig, gedrongen, bijna allé
gelijk van grootte, in het eerst eenigzius geland.
S oortelijke kenmerken. Pileo subsquamoso, margine laevi, stipite apice cavo; volva connata
bulboso. Hel hoedje meer of min geschubt, met gladden rand. De steel van boven meestal een
weinig hol, beneden knolvormig, met het beursvlies aangewassen.
De kleur van het 2, 3 d 4 duimen breede hoedje is het veelvuldigst wilachtig-geel, zelden
zu iv e r w i t , somwijlen bleek-groenachtig, ook wel g e e l, o lijfk leu rig , bruinachtig;
alle welke Verscheidenheden door sommigen als afzonderlijke Soorten beschreven z ijn
geworden. B ij B ziet men die F e r scheidenheid welke anders ook wel Agaricus citrinus
Schaeff. genaamd wordt; is het hoedje m inder geel, en met bruinachtige, eenigzins breede
vlakjes bedekt, dan hebben w ij Agaricus Mappa W illd. [niet Agar. Mappa F r .) voor ons.
Het steeltje groeit 2 a 3 duimen hoog, het rin g je is s la p , gestreept, w it o f geelachtig-*
u>it * — geel bij Agaricus citrinus schaeff. ; — de plaatjes z ijn bleek-wit, o f ook wel
eenigzins geelachtig.
G roeiplaatsen. Tusschen gras- en mosplanten en afgevallen bladen, in bosschen. De hier af-
gebeelde is uit een bosch bij Naaldwijk in"Zuid Holland.
Huishoudelijk. G ebruik. Dezelve wordt algemeen voor zeer vergiftig gehouden, j a zelfs beweren
sommigen dat slechts een klein gedeelte er van binnengeslikt zijnde, binnen korten tijd den dood
kan veroorzaken.
Bij hel doorsnijden van den steel, maar vooral van hel knoilig verdikte benedeneind, ontwaart
men eenen sterken, doordringenden geur, welke, naar het mij voorkwam, veel van den geur van
doorgesneden Rammenas heeft.