
is
c R T P T O G A M I A.
1. GEISTER MAMMOSUS Fries.
Getepelde Aardster. (?)
Natuurl. Orde volg. linnaeüs lx. Gastromycetes. Class. III. Gasteromycetes, Ord. III. Uterini veri,
Subord I. Trichogastres, Genus II. Geaster fries.
Geslachtskenmerken. Peridium duplex, utrumque persistens; exterius corticatum, stellatim fis-
sum, discretum ab interiori papyraceo, apice dehiscente. Capillitium laxum, peridio undique adnatum,
sporidiis inspersis. Het omkleedsel dubbeld; beide overblijvende: hef buitensteschorsvormig, stervormig
opensplijtende, a , met het binnenste, papierachtige en aan den top openbarstende, b , nietzamen-
gegroeid. Het haarvlecht (c, en onder vergrooting bij d) los van weefsel, van binnen aan alle kanten
aan het omkleedsel gehecht, met als in gestrooide kiemkorreltjes.
Soorteluke kenmerken. Peridio exteriori multipartito rigido hygrometrico , laciniis acqualibus, interiori
sessili, ore in disco circulari conice-acuto ciliari. Het buitenste omkleedsel veeldeelïg, stijf,
hygrometrisch, de slippen gelijkvormig ; het binnenste ongesteeld, met eene gewimperde monding,
e , op een cirkelrond, kegelvormig toegespitst schijfje, f.
Dezelve ligt als geheel los op den grond; bij vochtig wéér zijn de slippen van het buitenste omkleedsel
opwaarts gerigt en als te zamen gesloten. Even als n° 2 en 5 wordt zij in den nazomer
en in den herfst aangetroffen, in welk jaargetijde ik n° 1 en 2 op Staalduin vo n d , en n° 5 in
bosch op de Geest bij Naaldwijk.
2. TULOSTOMAÜA3DI0SO1 Fries.
Getepelde Tulostoma (?).
Natuurlijke Orde enz. zie bij N°. \ .
Genus V. Tulostoma Fries: Peridium basi discretum, papyracemn, cortice secedente denudatum,
apice determinate dehiscente, sporidia coacervata, floccis peridio adnatis parcius intertexta.
Het omkleedsel a,an den voet niet aangegroeid, papierachtig, door afvallen van het schorsje ontbloot
wordende, zamengehoopte kiemkorreltjes, a , met enkele, aan het omkleedsel gegroeide vlokjes
daar tusschen, b.
Soorteluke kenmerken. Stipite aequali subsquamoso, peridii ore prominente mammoso integro.
Met een gelijkvormig, min of meer schubbig steeltje; de monding van het omkleedsel, c , tepelvormig
vooruitstekende , gaaf.
Groeit volgens Mulder, Elench. Plant, circa*Leidam nascent., in menigte op de duinen onder Wassenaar.
3. TEEEPHOrF tÊRRESTRIS Ehrh.
Aard-Telephora (?)• '■
Natuurl. Orde volgens linnaeüs lxi. Fungi. Class. 1. Hymenomycetes, Ordo I. Pileati, Genus XII.
Telephora Fries.
Geslachts-kenmerken. Hymenium cum pileo homogeneum et concretum, papillis subrotundis ob-
tusis sparsis obsitum sive omnino laeve, undique -ascigerum. Asci subimmersi, tenues raro obsó-
leti. Stipes rarissimus. Pileus coriaceus, persistens, rarius regularis, contextu fibroso floccoso, Hét
zwamvlies van eenerlei hoedanigheid als het hoedje en daarmede zamengewassen (van onderen bij 2?),
met nagenoeg ronde, stompe, verspreide, tepelvormige uitsteekseltjes, of geheel glad, aan weêrszijde
met min of meer ingedoken, dunne, zelde geheel vergaan zijnde, kiemhoudertjes. Een steeltje
zeer zelden aanwezig. Het hoedje lederachtig, overblijvende, zbmwijlen van regelmatigen vorm,
van een vezelig-vlokkig weefsel.
Soorteluke kenmerken. Obscure fusca, pileis planis fibroso-strigosis, stipite brevissimo. Donker
bruin, de hoedjes vlak, vezelig-stekelharig, met een zeer kort steeltje.