
HELLEBORUS VI R IDI S L.
Groene Nieswortel.
Bijn a am . Kropkruid.
Hoogduitsch. Grüne Niessewurz. Grüne Ghristwurz.
Engelsch. Green Hellebore.
Bloeit April, Mei
•------ ---------------------------
P olyandria Polygynia. Veelhelraigen Veels lijligen.
Natuurl. Ord. volg. linn. XXYI. M u Itisiliguae. Ranunculi juss. Ranunculaeeae DG.
Geslachts-kenmerken. Calyx persistens 5-sepalus, sepalis subcoriaceis; Petala 8 - 1 0 , sepalis mi-
nora, nectariformia, unguiculata: lamina tubulosa, bilabiata. Carpidia coriacea, 3 - 1 0 , compressa,
verticillata, in receptaculo sessilia, introrsum dehiscentia. Semina duplici serie disposila'. De kelk
overblijvende, 5-bladig, de blaadjes eenigzins lederachlig. Acht tot tien bloemblaadjes : in den vorm
van honigbakjes, genageld, kleiner dan de kelkblaadjes, met pijpvormigen en tweelippigen boord.
Drie tot tien lederachtige, zamengedruktë, bij wijze van een kransje en zonder steeltje op den
vruchtbodem geplaatste, naar binnen openbarstende vruchtdoosjes. De zaden in twee rijen.
Soortelijke kenmerken. Caule ad ramificationes foliato, paucifloro; foliis radicalibus pedatiseclis,
glaberrimis; foliolis elongato-lanceolatis acutis inaequaliter serratis glabris vel subpubescentibus, subtus
rugoso-venosis, venis prominulis. — De steng alleen bij de vertakkingen bebladerd, weinige bloemen
dragende, zeer gladde, voelsgewijs-ingesneden wortelbladen; de blaadjes langwerpig-lancetvormig,
glad of eenigzins zachtharig, ongelijk-zaagtandig, van onderen ronzelig-geaderd , de adertjes sterk
uitkomende.
B e wortel veeldeelig en de stengen aan het beneden eind als met schubben bedekt, a ,
welke aan het begin van dezelve boven den grond meer uitgegroeid z i j n , en haar
scheedevormig omgeven, b. — De bladen z ijn even als de kelkblaadjes eenigzins lederachtig,
en aan de onderzijde aanmerkelijk lichter van kleur. Sommigen echter
nemen hier geenen Kelk a a n , maar noemen de blaadjes, waarvan een afzo n d e rlijk en
onder eene geringe vergrooting b ij c voor gesteld is , Bloemkroon-blaadj es, en Honigbakjes,
hetgeen w ij met aug. de st. hilaire (*) en anderen pqpvormige, honigdragende, Bloem-
kroon-blaadjes heeten, d.
Uit de bloemen aan de hier a f geheelde p la n t waren de meeldraadjes, e , benevens de
bloemblaadjes, d , reeds wegvallen; doch in derzelver na tu u rlijk e p la a tsin g rondom de
vruchtbeginsels, — welke bij g tot bijna volwassen zaaddoosjes gekomen z i j n , — z ie t
men deze deelen bij f — Het getal der zaaddoosjes is afwisselende tusschen 3 en 5.,
en zoo is het dus in vroegeren le eftijd ook met de s tij ltj e s , welke overblijven, i. *—
De zaden, h , waarvan slechts weinige r ijp worden, z ijn langwerpig-eirond, eenigzins
rimpelig , genaveld, j , en g la n z ig zw a rt.
Groeiplaatsen. Aan eenen slootkant in een’ boomgaard bij het huis ter H aar, onder Vleu ten ,
bij U trecht, a. j . de bruyn. Omtrent Haren bij Groningen en aan den dijk te A r k e l bij Gorin-
chèm, van hall. Op het eiland Walcheren, j . blaas. — Aan een’ sloot in het Opstal bij Naald-
wijk. — Öp alle plaatsen waar dezelve in ons land voorkomt is z i j , h o o g s tw a a rs ch ijn lijk , op een’
of anderen tijd geplant geworden. %
Huishoudelijk gebruik. De landlieden gebruiken den wortel om er, gelijk velen het noemen,
mede te kroppen, d. i. om er het vee eene Fontanel of Dragt mede te zetten; waartoe zg slechts
een stuk daarvan onder de huid brengen. — Door sommigen is deze voor den besten plaatsvervanger
van den wortel van Helleborus Orientalis GaRTN. gehouden geworden; welke iri den Levant, als
een zeer sterk werkend purgeermiddel, tegen waanzinnigheid, vallende ziekten en waterzucht gebruikt
wordt. Lindley , Flora Medica, pag. 7.
(*) Leçons de Botanique , Par. 1841 , pag. 384.