
CHONDRILLA JUNCEA L.
Biesvormige Knikbloem.
Hoogd. Binsenartiger Knorpelsalat. Gelbe Wegwarde. Gelber Sonnenwirbel.
Bloeit Julij , Augustus. 24..
Syngenesia aeqüalis. Gelijk-Zaamhelmigen.
Natuurl. Orde volgens linnaeus xlix. Compositae. Synanthereae r ich .
Geslachts- kenmerken . Involucrum suboctophyllum, basi calyculo brevi instructum. Receptacu-
lum nudum. Flores 7-12-seriales. Achaenium sublineare, exalatum, multicostatum, apice muri-
culatum et coronula basin rostri cingente terminatum. Pappus pilosus. Een nagenoeg 8-bladig omwindsel,
met een kort omwindseltje aan deszelfs voet. De vruchtbodem naakt. De bloempjes in
7-19 reijen. Het vruchtje bijna lijnvormig, zonder vleugeltjes, veelribbig, aan den top met eeni-
• ge fijne puntjes omgeven en in een kroontje eindigende, dat zich om den voet van het snaveltje bevindt.
Het zaadpluis harig.
S oortelijke kenmerken. Foliis radicalibus runcinatis, caulinis superioribus lineari-lanceolatis linea-
ribusque, ramis virgatis, capitulis lateralibus solitariis geminis ternisve, achaenio apice muriculato,
rostro tenuissimo, fragili, longo. De wortelbladen schaafswijs uitgesneden, de bovenste stengbla-
den lijn-lancetvormig en lijnvormig; roedevormige takken; de bloemhoofdjes zijdelings, eenzaam, gepaard
en bij drieën ; het vruchtje aan den top met fijne puntjes, met een lang, d u n , zeer broos
snaveltje.
De plant groeit ter hoogte van ongeveer 24/4 d 5 voet, en is meestal zeer rijk aan takken, doch
in evenredigheid daarvan weinig bebladerd. Het onderste gedeelte van de steng is met stekelige
haartjes bezet, en de wortel eenigzins schuins voortkruipende. Bij a ziet men een wor-
telblad voorgesteld, en bij b een der bladert van de steng, zoo als die zich onder een eenvoudig
vergrootglas vertoonen. Figuur c , even als de overige figuren, een weinig vergroot, is
het omwindsel, met het korte bijkomend omwindseltje aan deszelfs voet, d. Bij e een der
bloempjes, waaruit de meeldraadjes met de stampertjes bij f ; bij g een verdord omwindseltje,
P hoedanig het duidelijkst het naakte vruchtbodempje, h , laat zien, en bij i een der vruchtjes' ,
met■ het lange snaveltje, j , en het zaadpluip, k.
Groeiplaats. Deze in ons Vaderland hoogst zeldzaam voorkomende plant is door den Heer &.
bondam , in den omtrek van Kampen gevonden geworden, waar zij op enkele plaatsen langs de bouwlanden
op den zoogenaamden Zandberg groeit. Tot heden toe is van dezelve nog geene andere
groeiplaats bekend, want op de zandgronden builen de Hunnepoort te Nijmegen, waar de Heer de
beuer haar heeft aangetroffen, is zij nog niet wedergevonden geworden.
Gebruik. De geheele plant bevat een melkachtig vocht, en wordt jong gaarne van het vee gegeten,
HOCHSTETTER.