
'wduJvnieó ffyv&.fég.
Zijde-hariye Paddestoel (?).
Hoogd. Sammethaariger BlStterpilz,
Groeit in het Najaar.
Cryptogamia. Bedektbloeijenden.
Natuurl. Orde volgens linnaeus l x i. Fungi. Cryptogam. Cl. 1. Fungi, Ordo III. Dermatomyce-
te s , Famil. IX. Ilymenini: D. Pileati: d. Agaricini: Gen. Agaricus: B. Pratelr
la: d. Ilypholoma, r a b en h .
Pratella : lamellis fuscescentibus rel nigricantibus, interdum liqnescentibus, pileo tarnen non déliquescente.
De plaatjes worden bruin of zwart, en lossen zich somtijds in een vocht o p , waarmede
zij vervloeijen, doch het hoedje vloeit niet mede weg.
Hypholoma : velum margini pilei, primum involuto, affixum atque persistens. Het sluijertje aan
den in het eerst naar' binnen gebogen rand van het hoedje vastgehecht, en blijvende.
S o o rtelijke kenmerken. Pileo carnoso, primum ovato dein expanso, subumbonato, sericeo-fibril-
loso, lutescente-fusco ; carne lutescente, margine tenui subinvoluto, velo fugaci; stipite fibrillis
vestito, albido-lutescente vel subfuscescente, apice albido atque pulverulento, cavo; lamellis demum
liberis, fuscescentibus vel fusco-umbrinis. Het hoedje vleezig, eerst eivormig, naderhand uitgebreid,
meer of min genaveld, vezelig-zijdeachtig, geelachtig-bruin, met dunnen, meer of minder ingerol-
d en , ran d , een verdwijnend sluijertje en het vleesch geelachtig ; het steeltje met aangedrukte vezeltjes
, witachtig-geel of bruin-geelachtig, van boven witachtig en poederig, van binnen hol ; de
plaatjes ten laatste vrij, geelachtig-bruin of bruin-omberkleurig.
De figuren a , b , c stellen dezelve bij voortgaande ontwikkeling voor ; d is eene overlangscho
doorsnede, waarbij door e het uitzijpelen van een eerst bijna kleurloos, daarna zwartachtig
vocht uit de plaatjes aangeduid wordt, en f de helft van eenen, welke reeds nabij aan des-
zelfs verdwijning is. Het hoedje is somwijlen onregelmatig, en enkele keer en tro f ik het in
het begin nagenoeg kegelvormig aan.
Grokipl. Op vette tuingronden onder Naaldwijk, Hondsholredijk en Poeldijk, in het Westland.