
SCIRPUS ROTHII Hoppe. (*)
Stehende Bies.
ffoogduitsch. Rolhische Binse.
Bloeit Augustus.
N a tu u r l. Ord. volg. Linn. III. Caiamariae. Cyperoïdeae Juss. Cyperaceae DG.
Triandria Monogynia. Driehelmigen Eenstijligen.
Geslachts K enmerken. Glumae in spicam undique imbricalae, paleaceae. Spicae laterales, sessiles
vel pedunculatae, cymosao. Corolla nulla. Stylus bi-trifidus, deciduus. Caryopsis biconvexa, vel
nuda vel setis rigidis basi obvallata. Stoppelige, rondom in een aartje over elkander liggende, kaf-
blaadjes. De aartjes zijdelings, gesteeld of ongesteeld, B i j schermpjes vormende. Geene bloemkroon.
De stijl twee- of driespletig, afvallende. Het vruchtje, d , aan weerskanten eenigzins bol,
of naakt of van borstelige haartjes, e , omgeven.
Soortelijke K enmerken. Culmo Iriquelro, spiculis sessilibus glomeralis ovato-oblongis, involucro
submonophyllo, squamis mucronatis emarginalis fimbriatis, stigmatibus duobus, anlherarum apice
subulato-ciliato-denliculato, radice repente. De halm driekantig, ongesteelde, eirond-langwerpige,
in kloentjes vereenigde aartjes, met een gewoonlijk éénbladig omwindseltje. De schubjes, a , franje-
achlig-uitgerand. Twee stempeltjes, b. De helmknopjes, c , aan den top elsvormig, gewimperd«*
£jn-getand. De wortel kruipende.
Door sommigen is dezelve voor n ie t meer dan eene Verscheidenheid van Scirpus triqueier L.
gehouden geworden, welk in d it werk Dl. VII. PI. 522 a f geheeld staat. — JVat Soort,
wat Verscheidenheid genaamd moet worden nu daargelaten, en ook gezwegen d a t P r o f.
r e inw a r d t , op eene p laats waar domortier Scirpus pungens V ahl a a n tr o f, slechts
Scirpus triqueier L. gevonden w il hebben, (f) merken w ij aangaande het onderscheid
dat zich tusschen beide opdoet het volgende aan. — Scirpus pungens Vahl is tengerder
, gro eit minder hoog o p , is meer levendig groen van k le u r , heeft scherpere
kanten aan de halmen , en deze van binnen minder met een sponsachtig merg gevuld;
de aartjes z ijn steeds ongesteeld, op grooteren a fstand van den top des halms ver-
w ij der d , en doorgaans Qok minder in g e ta l; de schubjes a lle , en geh e el, roodachtig-
bruin van k le u r ; de meelknopjes aan den top elsvormig v e rlen g d , en met zeer fijn e
gewimperde tandjes.
Groeiplaatsen. Dumortier vond haar, volgens opgave van Prof. van hall (Flor. Belg. Sept.
Vol. I . , Pars I I ., pag. 715), in de Provincie Holland, — zonder nadere bepaling, — en op de
Ve luwe, tusschen Harderwijk en Doornspijk. — De hier afgebeelde is van eene plaats op den
H ilh a a k t nabij den Hoek van Rolland.
Scirpus pungens vahl. ( f ) Yait hall , Flor. Belg. Septenir. Ypl. I . , Pars. I . , pag. 45.