
OENOTHERA BIENNIS L .
Gele Onagra•
Hoogduitsch. Zweijährige Nachtkerze. Gemeine Nachtkerze. Gelbe Rapunzel. Weinblume.
Garten-Rapunzel. Rhapontica.
Engelsch. Gommon Evening-Primrose. Night-Primrose.
jBloeit Julij — September. <5*
-------——
Na tu u rl. Ord. volg. linn. XVII, Calycanthemae. Onagrariae juss. Epilobiaceae vent.
octandria monogynia. Achthelmigen Eenslijligen.
Geslaghts kenmerken.- Calyx l-phyllus, superus, tubo longo, limbo 4-partito et parle lubi ca-
duco. Gorolla 4-petala, petalis di visu ris calycis insertis. Stamina 8 , calycis fäuci inserla. Stigma
4-fidum. Capsula oblonga angulata, 4-locularis, 4-vaIvis, polysperma. Spermophorum columnare
tetragonum. Semina nuda. De kelk éénbladig, bovenstandig, met een lange buis en 4-deeligen
boord, welke, benevens een gedeelte van de buis, afvallig is. Vierbladige bloemkroon, de bloembladen
op de verdeelingen van den kelk ingeplant. Acht in de kelk-keel ingeplante meeldraadjes.
Het stempeltje, * , 4-deelig. Langwerpige, hoekige, 4-hokkige, 4-kleppige, veelzadige zaaddoos.
Een zuilvormig 4-kantig zaadbed, / . De zaden kaal.
S o ortelijke kenmerken. Gaule, scabriusculo subpiloso, foliis ovato-lanceolatis leviler pubescen-
tibus calloso-dentaiis, genitalibus corolla brevioribus corollaque tubo calycis fere duplo breviore.
De steng ruwachlig en eenigzins behaard , eirond-lancetvorraige, min of meer fijn-behaarde bladen,
met aan den top eeltachtige tandjes; de bloembladen langer dan de geslachtsdeelen, maar bijna tweemaal
korter dan de buis van het kelkje.
F ig u u r A stelt een wortelblad voor van de p la n t in het eerste ja a r , B den wortel eener
tweejarige p la n t en C slechts het bovenste gedeelte eener s ten g, omdat dezelve 3 d 4
voet hoog g ro e it; z e lfs vond i k die ter hoogte van 7 to t byna 8 voeten. (*)
De bloemen z ijn b ij sterke zonnehitte gesloten, openen z ich tegen den avond, bloeijen
volgens Sprengel , Natur der Gewächsen, Pa§- 2 2 0 gedurende twee nachten, en verspreiden
eenen aangenamen, alhoewel n ie t sterken geur. Somwylen tr e ft men die met
5 bladen a a n , en dan ook met 10 meeldraadjes en een vijfdeelig stem p e ltje , en n u en
dan vindt men de bloemkroon oranjekleurig o f lich t bloedrood.
B i j a een bloemblad a fzo n d e r lijk ; b het k e lk je , benevens de meeldraadjes en het stampertje
, waarvan men b ij c , in de geopende buis van het ke lk je , de voortzetting z ie t
tot óp het vruchtbeginsel-, te rw ijl aldaar door d tegelvjk de vasthechting der meeldraadjes
aangetoond is. Figuur e éen nog n ie t r ijp zaaddoosje in de lengte door gesneden
; hetzelfde bij f waterpas doorgesneden, b ij g volkomen r ijp en reeds opengebarstent
en b ij h een der zaden.
Groeiplaatsen. Voornamelijk op Zandgronden. Op sommige plaatsen zoo overvloedig, als of dezelve
er met de hand gezaaid ware ; aldus b. v. op eene plaats op de Geest, tusschen Na a ldwijk en
M onster, en bij Oostduin bg ’s Gravezande. Zeer veel in de binnenduinen tusschen Heemstede
en Bennebroek bg Haarlem, en omtrent Doorn en Maartensdijk in het Sticht van Utrecht. — Bij
Lienden in de Betuwe, bij Zutphen, den Uilenpas , Arnhem , Harderwijk en in de duinen op vele
plaatsen, — Bij Nijmegen, Maarsbergen, D ie r en , Rheede en bij ’s Hage: van h a l l , Fl. Belg.
S ep t.\ bg No o rd icijk, Noordwij ker h o u t, in Persijns pan> om Leiden: molkb. en k erb. , Flor.
Leidens. Op Walcheren: Dr. v. d. bosch; in de omstreken van Breda: kuyper van w ä s cH -
PENNiNG ; bg het bosch te Z a lk : bondam, Fl. Campens.
Gebruik. Door cultuur veredeld kan de wortel, gelijk in sommige streken van Duitschland
geschiedt, gegeten worden zoo als men de Scorzoneren gebruikt, of ook gekookt en koud geworden,
met olie en azijn; raauw levert dezelve een goed voedsel voor de varkens, welke dat gaarne eten
en er vet van worden. De geheele plant kan gebruikt worden om er Potasch uit te halen, en veel
looistof bevattende kan men er zich ook in leerlooijergen van bedienen, alsmede in Wol- en Lin-
nenverwernen en om inkt van te maken.
De begen halen uit de bloemen veel was en honig.
(*) Aldus op Rho ödest ein , bij Neirlanghrotk, in het Sticht van Utrecht; op kleiachtigen grond.