
ANACYCLUS CLAVATUS P.
Knotsvormige Anacyclus.
Hoogduitsch: Keulenförmige Ringblume.
Engelsch: Clavata Chamomile.
Bloeit: April—Juli. Q*
PI. 2110.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XIX, Ord. III. Syngenesia, Polygamia frustranea.
Natuurlijk Stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Compositae.
Geslachtskenmerken: Capitula heterogama; receptaculum paleaceum, antherae basi ecaudatae;
styli erura apice rotundata vel truncata, penicillata, achenia varia, pappo coronaeformi, disco epigyno
latere interno membranaceocoronato. Capitula plerumque majuscula, solitaria, radio elongato rarius
nullo, limbus corollarum disci 3-fidus, lobis duobus ceteris longioribus; achenia compressa, laevia,
saltem exteriora utrinque ala lata in auriculam abeunte obsita.
Hoof djes heterogaam, bloembodem met strooschubben, meeldraden aan den voet zonder aanhangsel;
stijltakken aan den top afgerond of afgeknot, penseelvormig behaard, nootjes van verschillenden
vorm, vruchtpluis kroonvormig, door de epigynische schijf aan de binnenzijde vliezig-gekroond.
Hoof dj es meestal vrij groot, alleenstaand, met lange straalbloemen, die soms ontbreken, zoom der
schijfbloemen 5-spletig, de twee buitenste slippen langer dan de andere; nootjes samengedrukt, glad,
slechts de buitenste aan beide zijden voorzien van een breeden vleugel, die in een oortje eindigt.
Soortelijke kenmerken: Villosulus; caule erecto, divaricatim ramosoj.foliis bipinnatisectis, la-
ciniis linearibus mucronulatis; pedunculis demum incrassatis; involucri phyllis ovato-1 anceolatis,
margine anguste scariosis; receptaculi breviter conici paleis cuneato-trapezoidiis, apice brevissime
mucronatis, piliferis glabrisve; hgulis oblongis, albis; acheniis cuneiformibus, exterioribus alatis, aha
latis, in auriculam acutam productis.
Eenigszins ruigharig; stengel recht, uitgespreid vertakt; bladen dubbel vinvormig ingesneden met
lijnvormige, stekelpuntige slippen; bloemstelen later verdikt; omwindselblaadjes eirond-lancetvormig,
aan den rand smal vliezig; schubben van den laag kegelvormigen bloembodem wigvormig-trapezoïde,
aan den top zeer kort stekelpuntig, behaard of kaal; linten der straalbloemen langwerpig, wit; nootjea
wigvormig, de buitenste gevleugeld, met breede vleugels, die in een spits oortje uitloopen.
Verklaring der Afbeeldingen: a. Straal bloempje, vergroot, 6. c. d, Schijf bloempjes in verschillende
standen. Vergroot, e. Nog sterkere vergrooting van de kroonslippen van een schijf bloempje.
Groeiplaats : In zandige dorre kuststreken aan de Middellandsche Zee.
Nederland: De Heer A. W. Kloos Jr. verzamelde de afgebeelde plant den 16en Juli 1923 te Wor-
merveer. Zij werd ook nabij Rotterdam gevonden.