
GEASTER LIMBATUS FR.
Omzoomde Aardster.
PI. 2115.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIY. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Gasteromycetes. Fam. Lycoperdaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. X, N°. 750.
Soortelijke kenmerken: Exoperidium divisum in plura segmenta acuta, inaequalia; endoperi-
dium subpyriforme; stipes brevis, firmus; peristoma conicum, fimbriato-ciliatum, orbe pallido, sericeo
circumdatum; sporarum moles purpurea-fusca; columella fere obsoleta; sporae globosae, verrucosae,
3— 5 ||
Exoperidium in verschillende spitse ongelijke slippen verdeeld, endoperidium ongeveer peervormig
met korten stevigen steel; peristoom kegelvormig, franjeachtig gewimperd, omgeven door een lichten
zijdeachtigen kring; sporenmassa purperbruin; columella bijna ontbrekend; sporen bolvormig, wrattig,
3—5 p..
Geaster limbatus Berk., Outl., p. 300; Gke, Handb., N°. 1074; Mass., Mon. Gast., p. 79, f. 69, Br.
Fung. FI. I, p. 38.
Groeiplaats : Op den grond, tusschen bladen enz.
Nederland: Deze voor onze Flora nieuwe zwam werd in den herfst 1914 ontdekt door den Heer C.
Sipkes te Leyduin onder Haarlem. Zij groeide op Marienduin op slechts een plaats onder dennen en
vlier, waar zij. later ook door Dr. K. Boedijn werd gevonden, die haar als limbatus determineerde.