
RUBUS RIVULARIS R J. MULLER.
Beekbraam.
Hoogduitsch: Bach-Brombeere.
Engelsch: Rivulet Bramble.
Bloeit: Juli. fif.
PI. 2101.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XII. Ord. III. Icosandria. Polygynia.
Natuurlijk Stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Rosaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II, N°. 105.
Soortelijke kenmerken : Turiones prostrati, teretes, pilosi, glandulis aciculis aculeisque inaequa-
libus tenuibus gracilibus creberrimis instructi; folia ternata et pedato-quinata; stipulae alte adnatae,
bneares, fobola grosse serrata, utrinque pilosa et viridia, terminale cordato-ovatum, acuminatum. In-
florescentiae mediocris vel elongatae foliosae ramub patentes, pauciflori, cum pedicellis longis calyce-
que oppresse tomentosi, glandubs setis acicubsque longis creberrimis horridi. Sepala in flore reflexa,
post anthesin patentia vel erecta; stamina stylos virentes superantia; germina pubescentia.
Loten neerliggend, rond, behaard en voorzien van klieren, borstels en talrijke ongelijke, dunne slanke
stekels. Bladen drietallig of voetvormig vijftalHg met hoog aangegroeide lijnvormige steunblaadjes,
blaadjes grof gezaagd, aan beide zijden behaard en groen, eindblaadje hartvormig-eirond, toegespitst.
Takken van de middelmatige of lange, bebladerde bloei wij ze uitstaande, weinig-bloemig, evenals
de lange bloemstelen en de kelk aangedrukt viltig en ruw door de klieren, borstels en lange, talrijke stekels.
Kelkslippen bij de bloem teruggeslagen, na den bloei uitstaande of opgericht; meeldraden langer
dan de groene stijlen; vruchtbeginsels behaard.
Verklaring van de Afbeeldingen.
a. Stampers en meeldraden, vergroot.
b. Bloemblaadje, nat. gr.
c. Stengeldeel, vergroot, met stekels en klieren.
Groeiplaats : Het eerst waargenomen in boschrijke streken in de omgeving van Coblenz, voornamelijk
langs beekoevers. Dergelijke, doch meestal kalere vormen werden gevonden in Holstein en in bijna
alle midden- en zuidduitsche bergstreken ten westen van de Oberlausitz, zooals in Thüringen, den Harz
Westerwald, Schwarzwald, de Vogezen en de Ardennen.
Nederland: De afgebeelde plant werd ons toegezonden op 2 Juli 1918 door den Heer W. W. Schipper,
die haar met Dr. A. de Wever vond op de Thullerheide bij Schinnen in Limburg.