ENTERIDIUM OLIVACEUM EHR.
Myxomycète olivâtre.
PI. 2139a.
Système de Linné: Cl. XXIV. Sent. V. Cryptogamia. Pungi.
Système natubbl: Cellulaires Myoètes. Ord. Myxomycètes.
Cabaotèbbs génésiques ; Aethalies irrégulières, de grandeur variable, sans chaux, entourées par
une double écorce; sporanges séparés, non reunis par des cloisons. Capillitium à tubes ramifiés, constamment
munis d’air. Pas de columelle.
Cabaotèbbs spécifiques: Eooroe mince, le plus souvent périssable, bientôt sale vert; spores olivâ-
très, jusqu’à 1 cm. en diamètre.
Habitat: Assez rare sur le bois pourrissant.
Pays-Bas: Le champignon, nouveau pour notre pays, a été trouvé en avril 1926 par M. A. M. Sohol-
te S. J. dans le jardin du Collège St. Willebrorde à Katwijk.
ENTOLOMA NITIDUM QUÉL.
Blinkende Entoloma.
PI. 2139&.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomyeetes. Sect. Agaricaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XVI, No. 1275.
Soortelijke kenmerken : pileo campanulato-convexo, 4—5 cm. lato, obtuso, adamantino, coeru-
leo, juniore nigrescente, vetusto cinereo, levi, glabro, humido, neque hygrophano; stipite pulchre
adamantino-coeruleo, basi albo, glabro, apicem versus attenuate, cavo, 5—8 dm. longó, 4__7 mm.
crasso; lamellis albis vel cinereis, dein cameis, ventricosis, a tergo attenuatis, liberis; carne tenui,
inodoro. Sporis globosis, angulatis, 8 (x.
Hoed klokvormig-gewelfd, 4 5 cm. breed, stomp, staalblauw, in de jeugd zwartachtig, later grijsachtig,
kaal en glad, vochtig, maarniet hygrophaan; steel fraai staal-blauw, naar boven eenigszins versmald,
hol, 5 8 dm. hoog, 4 7 mm. dik; plaatjes wit of grijs, later vleeschkleurig, buikig, naar
achteren versmald, vrij; vleesch dun, reukeloos. Sporen kogelrond, hoekig, 8 |x.
Groeiplaats: Op weiden en heidevelden, tusschen mossen, ook tusschen afgevallen blad, niet algemeen.
Nederland: Op 26 Augustus 1925 gevonden door den Heer A. J. P. Oort tusschen mos in een den-
nenbosch te Bilthoven. De beide buitenste exemplaren werden verzameld in September 1926 en ook in
1927 te Hengelo door den Heer A. C. Schweers aldaar.