HEVELLA ATRA KONIG.
Zwarte Helvella,
PI. 21605.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Cl. Aseomycetes.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XV, No. 1166.
Soortelijke kenmerken: Solitaria, fuliginoso-nigra subpurpuracea, pileo utroque latere depen-
dente, centro depresso, plerumque a stipite libro, sed ei valde proxime sito, tenui, sicco sordide griseo,
subtus levi et furfuraceo, 1.5—2.5 cm. lato, margine subducendi cupido; stipite 3—5 cm. alto, circiter
'2 mm. crasso, basin versus sensim attenuato, plus minusve lacunoso, ubi griseo-olivaceo, apicem versus
nigro, furfuraceo-villoso, pleno; hypotheek» excipuloque formato e hyphis dense intertextis, exe-
undibus in corticem parenchymaticum, laticellularem, cuius cellulae exteriores abeunt in catenas vel
glomerulas, quae efficiunt in superficie colorem furfuraceum; ascis cilindraceis, 8-sporis, sporis hya-
linis, continuis, 1-guttulatis, ellipticis, obtusis, levibus, 16—18 X 8—9 (x, oblique 1-seriatis; para-
physibus septatis, sensim in clavam crassescentibus, apice 7—8 [x latis, fulvis.
Alleenstaande, roet-zwart of zwart met een purpur waas; hoed aan twee overstaande zijden neergeslagen,
in het midden ingedrukt, meestal vrij van den steel, maar er zijdelings toch dicht tegen aangedrukt,
dun, vuilgrijs in drogen toestand, onderkant glad en lichtelijk bepoederd, vuil grijs, 1.5 X 2.5
cm. breed, met een rand die neiging vertoont opwaarts te krullen; steel 3—5 cm. hoog, ongeveer £
mm. dik, naar den voet min of meer versmald en aldaar met indruksels, basis grijs-olijfkleurig, de rest
zwart, poedervormig viltig, gevuld; hypothecium en.excipulum gevormd door hyaline, dicht dooreen
geweven hyphen, die overgaan in een wijdcellige, parenchymateuze schors, waarvan de buitenste cellen
in ketens of kluwens uitloopen, die het melig aanzicht van de oppervlakte veroorzaken; asci cilindervormig,
8-sporig: sporen hyalien. 16—18 X 8—9 (x, scheef eenrijig, met een droppel, elliptisch,
glad, met stompe einden; paraphysen met tusschenschotten, naar boven toe langzamerhand knodsvor-
mig wordend, top 7—8 (x breed, bruin.
Helvella atra König, Zoega, Fl. I s l, p. 20; Gke, Mycogr., fig. 167; PU I, Brit. Disc., p. 16; Sacc., Syll.
VIII, wo. 81; Massee, Br. Fung. Fl. IV, p. 465. Leptopodia atra Boud.
Groeiplaats : In vochtige bosschen.
Nederland: In groote hoeveelheden gevonden door den Heer A. C. Sohweers, herfst 1926 bij
Denekamp. Ook Mej. W. van der Meulen vond deze soort te Wapenvelde, die op de Haagsche Tentoonstelling
in 1927 werd ingezonden. In verschen toestand is de zwam zwart, bij het opdrogen wordt
zij muisgrauw. Zij werd gevonden tusschen Helvella lacunosa en Macropodia macropus, met welke
laatste zij den steel gemeen heeft, met de eerste den hoed.