Volvaire moyenne.
PL 2128J5.
Système de Linné : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Système naturel: Cellulaires Mycètes. Ord. Hyménomycètes. Fam. Agaricacées.
Caractères génériques: Voyez le N°. 987, Vol. XII.
Caractères spécifiques: Chapeau 2—4 cM. de largeur, à chair mince excepté au disque, blanc,
campanulé-convexe, puis presque plan, mamelonné ou obtus, visqueux, blanc, ordinairement à disque
fauve, à l’état sec soyeux; feuillets libres, presque 4 mM. de largeur, un peu ventrus, couleur pâle de
saumon; pied 4—6 cM. de hauteur, presque 4—6 mM. d’épaisseur, égal, glabre, blanc, solide, volve
en gaine à bord lobé, brunâtre; spores largement elliptiques, lisses, 5 X 8.5 fi. Pas de cystides.
Habitat: Pâturages, dans les bois de hêtres et de sapins, trouvé aussi sous des saules et des frênes,
plus commun dans les régions méridionales.
P ays-Bas: Le champignon se trouvait à l’exposition de la Société d’Histoiré Naturelle à Breda,
tenue le 16 septembre 1922. Mlle Cool l’a trouvé dans l’herbe au boulevard d’Haerlem; Mme Zeller-
Bolhuizen l’a cueilli en octobre 1926 dans un pâturage près d’Elswout, tandis que M. J. Sohreine-
makers l’a retrouvé en août 1924 à Berg-op-Zoom.
Le chapeau était très visqueux, le pied et la volve à un moindre degré. Le nom media vient du
caractère que l’espèce tient le milieu entre la Volvaire speciosa et la Volvaire parvula.
RUBUS DIVERGENS NEUMANN.
Afwijkende braam.
Hoogchiitsch: Abweichende Brombeere.
Engelsch: Divergent Bramble.
Bloeit: Juni—Augustuß. %.
Pi. 2129.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XII. Ord. III. Icosandria. Polygynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasoulares Diootyledoneae. Ord. Bosaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II, No. 105.
SOOBTELIJKB kenmerkbn : Turiones humiles arcuati, obtuso-angulati, parum hirsuti, saepe glaridu-
lis stipitatis, dispersie, brevibns mnniti, omnino acnleis firmis, aeqnalibns, reetis ebasilatalanceolato-
subulatis, in snroulis superioribns paulum dorso inolinatis vel curvatis armati. Polia plerumque qui-
nata; ioliolis irregulariter serratis, subtus juventute griseo-tomentosis, dein plerumque viridibus, ad-
presse hirsutis, terminali late elliptico, loois umbrosis angustiore, in luoe solis magis rotundato, bre-
viter aouminato. Inflorescentia mediooris, supra iolia brevis et obrymbosa, inierne cum ramis axillan-
bus, multiiloribus, latentibus et saepe elongatis. Axes breviter lanuginosi, pilis longionbus et aculeis
aoicularibus glandulisque stipitatis, inaequalibus, satis numerosis muniti. Mores magni vel mediocres
sepalis externe griseo-viridibus, post anthesin latentibus, vel saepius fructum amplectentibus; petalis
magnis, pallido-roseis v. albis; antheris stylis subviridibus vel rarius subroseis paulum longionbus,
loculis barbatis. Fruotus in locis apriois saepe amplius creti, magni, nigri, sine splendore, demqne
saepe subpruinosi.
Loten laag gebogen, stompkantig, weinig behaard, dikwijls met verspreide korte gesteelde klieren,
zoowel onder als boven verspreid bestekeld; stekels bijna regelmatig, krachtig, uit breeden grond lan-
oet-priemvormig, recht, aan de bovenste gedeelten der loot eenigszins naar achter gericht of gebogen.
Bladeren meestal 5-taUig, blaadjes ongelijk gezaagd, aan den onderkant in de jeugd grijs-viltig, later
meestal groen, aangedrukt behaard, ongelijk gezaagd. Eindblaadje breed-elhptisch, in de schaduw dikwijls
smaller, in de zon meer rond, kort aangespitst. Bloeiwijze tamelijk ontwikkeld, boven de stengel-
bladen kort en tuilvormig, onderaan met okselstandige, veelbloemige, afstaande, dikwijls lange takken.
Bloemstelen kort-wollig, met losse, lange beharing en dikwijls met meestal tamelijk talrijke, ongelijke,
gesteelde klieren en priemvormige stekels; bloemen groot of van middelmatige grootte, kelkslippen van
buiten grijs-groen, na den bloèi uitstaand of de jonge vrucht omvattend; kroonblaadjes groot, bleek
rood of wit; meeldraden iets langer dan de bleek-groene, zelden bleek-roode stijlen; helmknoppen gebaard.
Vruchten op zonnige standplaatsen dikwijls goed ontwikkeld, met groote steenvruohtjes, mat-
zwart, ten laatste dikwijls onduidelijk berijpt.
Verklaring van de Afbeeldingen: a. Uitgebloeide bloem; b. en c. Bloemblaadjes; d. Vrucbtbe-
ginsels; e. Vruchtbeginsel, iets vergroot; f. Meeldraad; g. Knop; h. Vruchttakje met wijd uitstaande
bijassen; i. Regelmatig gezaagd eindblaadje.