RUBUS SCIAPHILUS LGEx RUBUS VILLICAULIS KOEHLER.
Hybride iusschen Rubus sciaphilus en Rubus villicaulis.
Bloeit: Juli. %.
PI. 2145.
Stelsel van L tnnaeus : Cl. XII. Ord. III. leosandria. Polygynia.
Natuur lijk St e l se l : Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Rosaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II, No. 105.
Soortelijke k enm erken: Turiones firmi, in parte superiore curvati vel jam in parte inferiore de-
cumbentes, angulati, sulcati, basin versus dense hirsuti, glandulis carentes, obscure purpurei, apice
radicantes, hiemi foliosi, aculeis satis validis, aequalibus, rectis, ad angulos dispositis, reclinatis, parum
numerosis. hirsutis armati. Stipulae satis alte inseratae, anguste lineares vel paullulum latiores line-
ares. Petioli longitudine foliola exteriora aequantes vel iis breviores, interdum longiores, in parte superiore
basin versus sulcati, aculeis subcurvatis, basi parum dilatatis muniti. Folia digitatim quinata vel
incomplete quinata, foliolis subtingentibus, subtus laete griseis tomentosis vel viridibus, in facie superiore
obscure viridibusï* exterioribus basin versus non vel paulum attenuatis, interdum magis atte-
nuatis, omnibus grosse et irregulariter inciso-serratis, terminali large cordato-ovato, satis longiter acu-
minato. Turiones floriferi elongati, aculeis non numerosis, subfirmis, sublongis, basi paulum elargatis
armati, foliis ternatis vel quinatis, grosse serratis ornati. Inflorescentia elongata, usque ad 4 dm. longa
satis densa, axibus satis confertis, omnibus erectis, supra medium partitis, interdum in cymam simpli-
cem exeuntibus, usque ad apicem foliosis, axibus et pedunculis densiter et latente lanato-hirsutis, aculeis
non numerosis et subbrevibus, interdum satis longis armatis, saepius cum uni vel pluribus foliis
insitis in fallaces pedunculos, re vera axes non ramosos. Bracteae parvae. Laciniae ealycis griseo-viri-
des, breviter hirsutae, sine glandulis, in flore reflexae, dein reflexae vel patentes. Petala magna, ova-
lia vel subrotundata, in basin cuneatam attenuata vel subito unguiculata, alba, in utraque superficie
hirsuta. Antherae stylis longiores, sed non valde longae, albae cum loculis hirsutis. Styli virides, ovaria
glabra. Discus hirsutus. Pructificatio satis completa; fructus magni.
Loten krachtig, eerst hoogerop gebogen of reeds eerder liggend, kantig, gevoord, vooral naar beneden
toe dicht behaard, onbeklierd, donker purper, toppen wortelend, ’s winters bebladerd, stekels vrij
krachtig, gelijk, kantstandig, recht, naar beneden gericht, weinig talrijk, behaard. Steunblaadjes vrij
hoog ingeplant, smal lijnvormig of iets breeder lijnvormig. Bladstelen even lang als de buitenste blaadjes
of korter, ook wel langer, op de bovenzijde aan het ondereind gevoord, behaard, stekels weinig gebogen,
met niet zeer verbreed voetstuk. Bladschijven handvormig vijftallig, ook wel enkele voetvormig
of onvolledig vijftallig; blaadjes elkander min of meer dekkend, van onder lichtgrijs, wollig behaard of
groen; van boven donker groen, zijblaadjes naar den voet weinig of niet versmald, soms echter meer;
blaadjes grof, onregelmatig ingesneden gezaagd; eindblaadje breed hart-eivormig met vrij lange breede
spits. Bloeitwijgen lang, stekels niet talrijk, weinig krachtig, niet lang, met weinig verbreede basis;
bladeren drie- en vijftallig, grof gezaagd. Bloeiwijzen veelal lang, tot bijna 4 dm., vrij gedrongen, bij-
assen vrij dicht bij elkaar en alle opgericht, eerst boven het midden gedeeld, soms met een enkelvoudig
gevorkt bijscherm eindigend, tot in den top bebladerd, assen en bloemstelen dicht, afstaande en wollig