
HELIANTHUS STRUMOSUS L VAR. MOLLIS
TORR. ET GRAY.
Opgezwollen Zonnebloem.
Hoogduitsch: Aufgedunsene Sonnenblume.
Engelsch: Paleleaved Wood Sunflower.
Bloeit: Juli—September. %.
PL 2180.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XIX. Ord. III. Syngenesia. Polygamia frustranea.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Compositae.
Geslachtskenmerken : Involuerum imbricatum. Mores radii ligulati, neutri, disci tubulosi, herma-
phroditi. Antherae ecaudatae. Achenia conformia. Pappus bi-pluri-paleaceus, deciduus. Receptacu-
lnm plano-convexum, paleaceum. Mores lutei.
Omwindsel dakpansgewijze. Straalbloemen lintvormig, ongeslachtelijk, schijfbloemen buisvormig,
tweeslachtig. Meeldraden zonder aanhangsel. Vruchtjes gèlijkvormig. Vruchtpluis 2 tot veelschubbig,
afvallend. Bloembodem vlak-bolvormig, van strooschubben voorzien. Bloemen geel.
SooRTBLiJKE kenmerken: Perennis rhizomate ramoso, interdum tuberculato-incrassato, caule in-
ferne glabro, interdum glauco, superne ramoso, ramulis vulgo pubescentibus; foliis breviter petiolatis,
ovatis vel ovato-lanceolatis, non membranaceis, supra scabris, subtus pallidis et paulum pubescentibus
vel canescentibus, serratis, serrulatis vel subintegris, acuminatis, procul a demidio attenuatis et in
petiolum decurrentibus, supra basin trinerviis, plerumque oppositis, superioribus saepius altematis;
capitulis plerumque numerosis, involucro haemisphaerico, bracteis lanc.eolatis vel ovato-lanceölatis,
acuminatis, ciliatis, diametrum disci flavi aequantibus vel eo sublongioribus, pappo paleaceo pubes-
cente; acheniis fere glabris.
Overblijvend door middel van een vertakten wortelstok, die somtijds knolvormige opzwellingen vertoont;
stengel beneden kaal, somtijds grijs-groen, naar boven vertakt met meestal behaarde takken;
bladeren kort gesteeld, eivormig of eivormig-lancetvormig, niet vliezig, van boven ruw, van onder
bleek en een weinig behaard of wit-viltig, grooter of kleiner gezaagd of bijna gaafrandig, toegespitst,
ver beneden het midden versmald en op den bladsteel afloopend, boven den voet drienervig, meestal
tegenoverstaande, de bovenste dikwijls afwisselend; hoof dj es meestal talrijk met half bolvormig omwindsel,
waarvan de blaadjes lancet- of eivormig-lancetvormig zijn, toegespitst, gewimperd, even
lang als de doorsnede van de gele schijf of iets langer dan deze; vruchtpluis uit schubvormige haren
bestaande; vruchtjes bijna kaal.
Verklaring van de Afbeeldingen : a. Schijfbloempje; b. Straalbloempje; c. Omwindselblaadje.
Groeiplaats: In droge bosschen en op aardwallen in de Vereenigde Staten van Amerika.
Nederland: Bij ons slechts aangevoerde plant. De Heer J. Th. Henrard, die ons de plant welwillend
toezond, vond haar in September 1918 en in Augustus 1917 bij de Meelfabriek te Deventer.