
LATHYRUS OCHRUS L
Bloeit: Juli. ©.
PI. 2126.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XVII. Ord. IV. Diadelphia. Decandria.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Papilionaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. III, N°. 204.
Soortelijke kenmerken: Glaber, glaucescens; caulibus alatis, prostratis vel scandentibus; petiolis
omnibus late foliaceis, inferioribus aphyllis, exstipulatis, saepe ecirrhosis, superioribus 1—5 phyllis
cirrhiferis, stipulatis; foliolis ovatis, stipulis triangulari-semihastatis; pedunculis unifloris; calycis
laciniis triangulari-lanceolatis, tubo subaequilongis; corolla pallide flava; stylo apice obtuso, mutico;
legumine late-lineari, compresso, margine dorsali late bialato seminibus laevibus.
Kaal, zeegroen; stengels gevleugeld, neerliggend of klimmend; bladstelen alle breed bladvormig,de
onderste zonder schijf en zonder steunblaadjes, dikwijls ook zonder ranken; de bovenste met 1—5
rankendragende blaadjes, met steunblaadjes; blaadjes eivormig; steunblaadjes driehoekig half-spies-
vormig; bloemstelen eenbloemig; kelkslippen driehoekig-lancetvormig, bijna even lang als de buis;
bloemkroon bleekgeel; stijl aan den top stomp, zonder punt, peul breed-lijnvormig, samengedrukt, op
de rugnerf breed tweevleugelig; naden glad. De soort behoort tot de groep waarvan de vlag aan den
voet met twee eeltvormige knobbels is voorzien.
Verklaring der Afbeelding: a. Bloempje, vergroot.
Groeiplaats: Onder heggen, in bouwland in de landen aan de Middellandsche en Adriatische Zee
aldaar ook verbouwd. In haar vaderland bloeit de plant reeds in Maart en April.
Nederland : In ons land slechts als aangevoerde plant waargenomen zooals bij Arnhem, Sittard en
Wormerveer. Zij werd ons den 13en Juli 1916 toegezonden door den Heer J. Th. Henrard.