
PUCCINIA CORONATA CDA.
Haverroest.
PI. 2148.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIY. Sect. Y. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hypodermeae. Fam. Uredinaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XVIII, No. 1890 en 1440.
Soortelijke kenmerken: Aeddi/um. Hypophyllum vel in petiolis, etiam nonnunquam in ramis,
floribus et fructibus, pseudoperidiis confertis in turmas densas, magnas, ovoideas, oblongas vel elon-
gatas, saepius vacuas vel medio depressas, cilindraceas, pallescente-flavas, margine subtiliter denta-
tas, temporis progressu reductas ad bases cyathiformes. Partes invasae inflatae sunt et saepius con-
tortae; in foliorum superficie indicator locus sororum in facie inferiore maculis flavo-fulvis ob sporas ni-
gras punctatis. Sporae subglobulosae, subtiliter verriculosae, flavo-aurantiacae 15 x 25 X 12—18 p,.
Voorkomend op bladen of bladstelen, somtijds ook op de takken, bloemen en vruchten. Pseudo-
peridien vereenigd tot dichte, groote, eivormige, langwerpige of lange groepen, dikwijls in het midden
ledig of ingedrukt, cilindervormig, lichtgeel gekleurd, met fijn getanden rand, in verloop van tijd gereduceerd
tot den trechtervormigen voet. De aangetaste deelen zijn opgezwollen en dikwijls gekromd, aan
de bovenzijde van de bladen worden door geelbruine vlekken, zwartgespikkeld door de spermogoniën,
de plaatsen der sori aan de onderzijde aangeduid. Sporen bijna bolvormig, fijn wrattig, oranje-geel,
15—25 X 12—18 p..
Puccw/ia coronata Cda, Ic. Fg. I, p. 6 en tab. I I, f. 96; Wint., Kr. Fl. I, p. 218; Schrot., Pilze Schles. I,
p. 323; Sacc., Syll. VII, p. 623; Plowr., Monogr., p. 163; Oud., Bév. I, p. 524.
Groeiplaats : Op bladen en bladstelen van Rhamnus catarctica en Rh. Frangula. De Uredo vorm
en de teleutosporen worden gevonden op grassen en granen als Triticum repens, Avena orientalis en
Av. sativa, onze haversoorten.
Nederland: De afgebeelde zwam werd 3 Juni 1919 verzameld door Mej. C. C. Ritsema in den Eng
te Wageningen.