ARCYRIA NUTANS BULL
Madevormige Arcyria.
PL 2088.4.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares Mycetes. Ord. Myxomycetes. Pam. Trichiaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XXY, no. 1945.
Soortelijke kenmerken : Peridiis aggregatis, breviter constipatie, cylindraceis; stipite brevi, evanes-
cente; sporis et capillitio sordide albo-flavis; capillitio laxo, longissimo, arcuato, demum decumbente; tu-
bulis e tubo stipitis enatis, 3—4 p. crassis, protuberantiis spinulas firmulas, inordinatas sistentibus; sporis
levibus 7—8 diam. Capillitio longissimo, decumbente et a peridio dilabente facile distincto.
Peridien groepsgewijze, kort gesteeld, cilinder vormig; steel kort, verdwijnend; sporen en capillitiumvuil
geelachtig wit; capillitium wijd uitstaand, zeer lang, gebogen, ten slotte overhangend; buisjes uit de steel-
buis uitgroeiend, 3—4 p. dik, met uitsteeksels, die bezet zijn met tamelijk stevige, onregelmatig geplaatste
stekels; sporen glad, 7—8 p.. Door het zeer lange en overhangende capillitium en het verdwijnend peridium
gemakkelijk te herkennen.
Arcyria nutans (BuU.) Grev., Fl. Edirib., p. 455; Pat., Tab. An. Fung., p. 84, f. 298; Bost. Mon., p.277;
Coolie, Myx., p. 72; Schroet, Krypt. Fl. Schles. Pilze, p. 110. Clathroides flavescens Midi., p. 214; Cl. longis-
simum Hall., p. 10; Clathrus ramosus (3 Retz., Vet. Handl., p. 283; Trichia nutans Bull., t. 502, f. 3; Sow., t.
260. Stemonitis nutans Gmel., Syst. 1467. Arcyria flava Pers., Obs. 1, p. 85; Grev., F. 309. Stemonitis amoena
Trent., p. 222. Trichia elongata Schum., Saell. 1464. Arcyria alutacea Schum., Saéll. 1474, Arcyria pollens
Wallr. in litt., Arcyria straminea Wallr., Crypt. germ. 2232; A. nutans c. minor in Weinm., p. 609.
Verklaring der Afbeeldingen: A. Stuk in natuurlijke grootte; a. ledige peridiensteeltjes; b. Capelli-
tium-draden; c. Capillitium; d. Vergrooting van eenige dezer vereenigd.
Groeiplaats. Op rottend hout in Zweden, Duitschland, Italië, Frankrijk, Engeland, Finland, Lapland,
Holland, Hongarije en Noord Amerika.
Nederland : Voor ons land reeds vermeld in Prodr. II, pars IV, p. 28 voor Goes, door van den Bosch en
Leiden door Dozy en Molkenboer, op vermolmd wilgenhout. De afgebeelde planten werden 28 Mei 1921
ontvangen van den Heer J. Schreinemakers te Bergen op Zoom.