
Nederland : Deze soort werd door Oudemans in Juli 1877 bij Apeldoorn ontdekt.
De afgebeelde planten wérden 6 September 1920 in het Oranjewoud bij Heerenveen gevonden door
den Heer L. S. WtLDERVANCK, biol. stud. te Groningen. In den herfst 1926 werd zij ook gevonden door
Ir. A. C. Schweers te Hengelo.
b. L. chalybea P., pileo oirciter 2 dM. lato, tenui, convexo, subumbonato, non striato, primum floc-
ouloso, dein squamuloso, obscure violaoeo vel nigrescente-ooeruleo; lamellis adnatis, cónfertis, latis,
ventricosis, griseo-albis, margine subpaffidiore; stipite 8—4 oM. longo, fere 2 mM. crasso, cartüagineo,
aroto, satis firmo, glabro, levi, chalybeo; sporis 10 X 6 p.
Hoed ongeveer 2 dM. breed, dun, convex, bijna puntig, niet gestreept, eerst vlokkig, dan schubbig,
donker violet, of zwartachtig blauw; plaatjes aangegroeid, dicht bijeen, breed, buikig, grijsaohtig wit
met eenigszins lichter snede; steel 8—4 cM. lang, bijna 2 mM. dik, kraakbeenig, gevuld, tamelijk stevig,
glad, kaal, staalkleurig; sporen 10 x 6 p.
Agaricus chalybeus P., Syn. p. 343; Cke, Handb., p. 130. Illustr., p. 32S. L. chalybea Massee, Engl.
F. Fl. I, p. 253.
Yerklaring der Afheelding: a. Getande lamel (vergroot).
Groeiplaats; Tusschen het gras, niet zeldzaam op heuvelaohtig terrein.
Nederland : Den 8en September 1917 gevonden door Mej. W. van der Meulbn te Wapenvelde.
c. L. placida Fr., pileo 2—8 i cM. lato, tenui, campanulato, dein convexo, non striato, disco nigres-
cente densiter pruinoso, reliqua parte texta fibrillis vel squamulis nigrescentibus in fundo cinereo-albo,
squamulis denique dispositis in unum cónfertis; lamellis adnexis, a tergo latissimis, non ventricosis,
cónfertis, albescentibus etiam margine; stipite 4—6 cM. longo, '2 mM. crasso, aequali, rigidissimo,
apice leviter incrassato farinaceo, sub lente cum maculis nigris, ceterum glabro, levi, obsoure coeruleo
-vel nigreseente coeruleo.
jjoed 2__3£ cM. breed, dunvleezig, klokvormig, later bol, niet gestreept, met zwartachtige, dicht bedauwde
schijf, overigens bedekt inet zwartachtige vezels of schubbetjes op een grijs-witten ondergrond,
ten slotte concentrisch gerangschikt, plaatjes aangegroeid, van achter zeer breed, met buikig,
opeengedrongen, witachtig evenals de snede; steel 4—6 cM. lang, 2 mM. dik, gelijk, zeer stijf, aan den
lichtelijk verdikten top min of meer meelig, onder de loep met zwarte stippels, overigens kaal, glad,
donker- of zwartaehtig blauw.
Agaricus (Leptonia) placidus Fr., Epicr., p. 191; Cke, Handb., p. 129, Illustr., pl. 330; Massee,
Engl. F. Fl. 11, p. 250.
Groeiplaats: Aan of nabij beukenstronken in gebergtebosschen.
Nederland: Den 27 Octoher 1920 in een enkel exemplaar gevonden door Mej. Cool en den Heer
J oan Oort in een laantje op Huize Warmont onder Warmond, in gezelschap van Helv. elastioa.
i . L. lampropoda Fr., pileo oirciter 2 cM. largo, tenui, convexo vel explanato (non campanulato),
obtuso, dein compresso, fere glabro prima aetate, nunquam squamuloso, colorem muris extendente vel
fuliginoso-griseo colore coerulea afflixo, dein pallidiore necnoh hygrophano; lamellis adnatis, mox reces-
sentibus et libris, ventricosis, albescentibus dein röseis; stipite 2—3 cM. longo, valde crasso, usque ad
2 mM., omnino cartüagineo, glabro, levi, apicem versus non punctato, vulgo coerulescente-violaeeo,
cavo; sporis irregularibus 10—11 X 6—7 p.
Hoed ongeveer 2 cM. breed, met dun vleesch, convex, dan uitgespreid en niet klokvormig, stomp, later
ingedeukt, bijna glad in de jeugd, nooit gestreept, ten slotte meer of minder schubbig, muiskleurig
of rookkleurig, grijs, met een blauwe tint, later lichter wordend maar niet hygrophaan. Plaatjes aangegroeid,
spoedig loslatend en bijna vrij wordend, buikig, witachtig, dan rosé, steel 2 8 cM. hoog,
tamelijk dik, tot 4 mM., volkomen kraakbeenig, glad, kaal, naar boven niet van puntjes voorzien,
meestal blauwachtig violet, hol; sporen onregelmatig. 10—11 X 6—7 p.
Agaricus (Leptonia) lampropus Fr., Epicr., p. 152; Cke, Illustr., pl. 129; Sacc., Syll. V, p. 707,
Oud., Bév. I, p. 213; Massee, Engl. F. Fl. II, p. 251.
Groeiplaats : Tusschen het gras algemeen.
Nederland: DoorOuDEMANsin Aug. 1882 in de heide bij Zeist gevonden. De afgebeelde zwam werd
gevonden op 2 Septejnber 1917 op het buitengoed Nieuw Houdringe b.ij de Bilt op een excursie onder
leiding van Mej. G. Cool en den Heer A. van Luyk.