
TRICHOLOMA IRINUM FR. 2118.
TRICHOLOMA IRINUM FR.
Vioolgeurige Ridderzwam.
PI. 2118.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Sect. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XIII, N°. 1089.
Soortelijke Pileo campanulato-convexo, primo albescente, margine involuto subpruinoso,
camoso, dein plano, öbtuso, einerescente-lurido, disco brnnneo, saepe squamoso-rimoso,
sicco fere nitente; stipite lurido, brnnneo, fibrosulq, saepe basi albo-calceolato, fere circumdato fibris
brunneis I longitudinalibus, basi albescente, apioem versus attenutato, subtuberoso, farcto; lamelhs
nitide isabellinis, dein rubescente-luridis vel sordide flavis, confertis, angustis, rotundatis vel emargi-
natis, oarne sublurida, statu uvido aquosa, dulce. Sporae ellipticae, 7—ft :X 8—« i p, leves.
Hoed eerst klokvormig, afplattend, eerst vaal bleek met ingerolden, bijna donzigen rand, vleezig,
vervolgens vlak, stomp, vaal vleeschkleurig of vleeschkleurig-bruinachtig en donkerder, geschubd gespleten
schijf, in drogen toestand bijna glansend; steel vaal, met bruinaehtige netvormige vezels bijna
geringd, met wit omlaarsden voet, naar den top versmald, en eenigszins bolvormigen voet, gevuld;
pMtjes fraai isabelkleurig, ten slotte vaal rood of vuil geelachtig, dicht opeen, vrij smal, afgerond of
uitgerand. Vleeseh geelachtig, in voohtigen toestand waterig, zoet. Sporen elliptisch, !*-S X 3 3.5 p.
Verklaring der Afbeeldingen: A. Los exemplaar uit een groep.
Groeiplaats : Door Ricken aangegeven voor beukenbossclien, zeldzaam, maar vele bijeen.
Nederland : Voor het eerst gevonden te Leyduin bij Haarlem, bij eene excursie met dames biologen,
studenten aan de Leidsche Dniversiteit. Het exemplaar A werd te Raaphorst onder Wassenaar gevonden
bij een excursie van Leidsche studenten, op 11 Oetober 1920 in gemengd bosch, sparren en loofhout
tusschen hondsdraf. In hetzelfde jaar kwam de soort voor op de Paddenstoelen-tentoonstelling te
Amsterdam, gehouden door de Nederl. Natuurhistorische Vereeniging, terwijl zij evenzoo werd aangetroffen
op de tentoonstellingen te Bloemendaal in vele exemplaren en op die te Enschedé afkomstig
van ’t Loo, beide in 1925.
De violengeur schijnt niet altijd op te treden; Ricken beschrijft haar als zonder opvallenden geur.