
CLAVARIA FENNICA KARST.
Finsche Koraalzwam.
PI. 2135.
Stelsel van Linnaeus : 01. XXIV. Seot. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomyoetes. Sect. Clavariaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. X, No. 785.
Soortelijke kenmerken: Usque ad 15 cm. alta et 10 cm. lata, stipite tuberoso usque ad 5 cm. alto
et lato, baai albo, ceterum aetate juniore concinne lilacino, postea pallescente; ramis confertis, ochra-
ceis sine splendore, dein obscurioribus, cylindricis; ramis ultimis acuminatis, acuminibus speciminum
juniorum etiam laete lilacinis, trunci came albo, sine sapore et inodoro; basidiis tetrasporis; sporis 8
11 X 4__5 (x, ellipticis, uniguttulatis, subasperis, in omni copia ochraceis, sub lente dilute flavis.
Tot 15 cm. hoog en 10 cm. breed. Stronk knolvormig tot 5 cm. hoog en breed, aan den voet wit, verder
in jongen staat fraai lila, welke kleur bij het ouder worden iets verdwijnt. Vertakkingen dicht ineen,
dof-okerkleurig, donkerder wordend, rond; eindvertakkingen gepunt en deze punten bij jonge individuen
ook fraai lila gekleurd. Vleesch van den stronk wit, smaak- en reukeloos. Basidiën 4-sporig; sporen
8—11 X 4—5 [x. elliptisch met oliedruppel, iets ruw, in de massa okergeel, onder het mikroskoop
lichtgeel (Cool. Meded. Ned. Myc. Ver. XVI—XVII, p. 121).
( Cl. fennica Karst., Not. Soc. Fenn. IX , p. 372; Fr., Hym. Eur., p. 672; Sacc., Syll. VI, p. 703. Cl.
rufo-violacea Barla, Ch. Nice, p. 87; Cl. aurea var. fennica Cost. et Duf., p. 170.
Verklaring der Afbeelding: a. Uiteinden der takken. Onderaan Basidieën en sporen.
Groeiplaats : In gemengde bosschen, vrij zeldzaam in den herfst.
Nederland : Ook deze soort is nieuw voor onze flora en werd in September tot October 1926 gevonden
door Mr. A. Th. ten Houten in ’t Woold bij Winterswijk.