
voet afgerond, iets ingesneden, soms ook wigvormig, blaadjes vrij stevig. Bloeitwijgen kantig, afstaande
vrij lang behaard, stekels vrij lang, recht; bladeren drietallig. Bloeiwijzen gestrekt, eerst pyramidaal, later
bijna overal even breed, stomp eindigend, bijassen horizontaal uitstaande, één- tot driebloemig,hoofdas en
bijassen afstaande en viltig behaard, verspreid beklierd, klierharen aan hoofd- en bijassen weinig of niet
langer dan de haren, stekels naaldvormig.aan de bloemstelen het talrijkst, bloemstelen meestal lang, schutbladen
lijn-lanoetvormig, meestal diep ingesneden, meer of minder klierig gewimperd. Kelkslippen grijsgroen,
kort behaard, beklierd en bestekeld, tijdens den bloei teruggeslagen, later uitstaand of teruggeslagen.
Bloembladen middelmatig groot, ovaal, meer of minder rood, van achter behaard. Meeldraden langer dan
de stylen, helmdraden roodachtig, helmknoppen behaard. Stylen groenachtig, vruchtbeginsels kaal. Bloembodem
behaard. Vrucktzetting vrij volledig; vruchten vrij klein.
Verklaring van DB Afbbbldingen: o. Bloemknop, vergroot; 6. Bloemblad. Nat. grootte, c. Meeldraden
en stampers; i . Meeldraad, behaard; e. Driedeelig schutblad; /. Steunblad; c-f. vergroot.
Nederland: De afgebeelde plant werd ons toegezonden door den Heer Schipper op 11 en 28 Juli 1921,
door hem gevonden aan den Zwijneweg dicht bij het dorp Wedde; dezelfde vond deze hybride ook nog te
Ellersinghuizen (Westerwolde); aan den weg van Emmen naar Odoorn en aan een zandweg van Zuidlaren
naar Annen.