
POLY PO RUS LACTEUS FR. 210-4.
POLYPORUS LACTEUS FR.
Melkwitte Gaatjeszwam.
PI. 2104.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Sect. Polyporeae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. X, N°. 780.
Soortelijke kenmerken : Candidus; pileo carnoso-fibroso, fragili, triquetro, pubescente, extus in-
tusque azono, margine inflexo, acuto; poris tenuibus, acutis, dentatis, demum labyrinthiformibus,
laceris.
Yulgo parvus, tenuis, sed interdum major, transversum elongatus, valde declivis et postice gibbus,
demum glabrescens et inaequabilis.
Wit, hoed vleezig-vezelig, breekbaar, driekantig, behaard, van buiten en van binnen zonder gordels,
met ingebogen, scherpen rand; poriën smal, scherprandig, getand, ten slotte doolhofvormig, gescheurd.
Meestal klein, tenger, maar soms grooter, in de breedte uitgerekt, afhellend en van achter bultig,
eindelijk kaal wordend en ongelijk.
Polypoms lacteus Fr., S y st Mye. I, p. 359, Hym. Eur., p. 546, lc„ 1.182, f. 1; Weinm., Bossiae, p.
316 ; Seer., N°. 63; Boslk., t. 2 3; P a t, tab., 244; Sace., Syll. VI, p. 108.
Verklaring van de Afbeeldingen :
a. Poriën, vergroot. 6. Poriën op doorsnede.
Groeiplaats : Op dood hout, voornamelijk op beukenstronken in Europa, op oude dennenstobben in
Zuid-Carolina in de Vereenigde Staten en Rhode Island in Nieuw Britannië, in Australië en op Ceylon.
Nederland : Deze zwam werd door den Heer C. Brakman gevonden op een boomstomp in de Leeu-
wenburgerlaan te Driebergen. In 1916 werd zij veelvuldig aangetroffen door Mej. Cool en anderen
o.a. op Elswout te Overveen en op den Huize Vogelenzang te Vogelenzang.