
OROBUS TUBEROSUS. L . OROBUS TENUIFOLfUS. R o t h .
Knollige Orobus.
Hoogduitsch. Knollen Walderbse.
Bloeit Juri ij. If,
Natuurlijk Stelsel. PI. Phanerog. Calycanthae. Ordo I. Variflorae. Formatio U. Leguminosae.
Fam. 90. Papilionaceae. Reich.
Stelsel van linnabcs. Cl. XVII. Diadelphia Decandria.
Geslachts kenmerken. Cal. camp. 5-fidus laciniis binis superioribus brevioribus. Pistill, apice
teres intus pubescens. Legum. compressum. Semina subglobosa. — De keilt klokvormig 5-deelig
met de twee bovenste insnijdingen korter. De stamper rond , onder de top zacbtbarig. De peulvrucht
zamengedrukt, de zaden bijna kogelrond.
Soortelijke kekmerken. Caule alato, racemis 2—4 floris, foliolis tri-qnadrijugis lanceolatis, sti-
pttlis integerrimis semisagittatis.— Met eene gevleugelde steng, de bloemtrossen 2—4 bloemig, de
blaadjes lancetvormig drie-vierparig, de steunblaadjes half-pijlvor'mig gaafrandig. a. De steng met
de bladeren en de bloemen, b. De geslacbtsdeelen. c, De vrucht, d. Dezelfde met de zaden.
De kelk is buisvormig, de vleugels vereenigd, de kiel van onderen tweedeelig, het stijltje lijnvormig,
van boven wollig, de peulvrucht langwerpig, bijna rolrond, veelzadig, de bladeren
gaafrandig, gevind, gepunt, van onderen ieegroen. De wortel knollig.
Groeiplaats. Bij Beek en Uitbergen. De reijer. j . e . van der trappen, Zelf vond ik haar op
de bergen tusschen de Piasmolen en Groesbeek, bij Nymegen.
G e b r u i k . De zaden van deze plant zijn ontbindend, maar worden weinig gebruikt.