BOLET U S BADIUS F r i e s .
Rood-bruine Pijpzwam.
Hoogduit sc h, Kastanienbrauner Röhrenpilz. Maronenpilz.
Groeit Augustus, September.
Natutjrl. Stelsel. Class IV. Plantae cellulares, Subclass il. Jp h y lla e . Ord. Hymenomycete*.
Fungorum Fam. I. Hymenomycete*, Ord. II. Po lyp o rei, Gen. XXI. Boletu*, fries.
Stelsel Tan liïiïtaeus. Glass. XXIV. Cryptogamia, Sect. V. Mycetes, Ord. II. Fu n g i.
G eslachts K enmerken. Hymenophorum laeve, ab hymenio prorsus discretum, nee in tramam
descendes; hinc tubuli, in stratum porosum stipali et confluentes, sed a se invicem separabiles, ab
hymenophoro facile secedunt. De zwamvlies-bodem glad en effen, geheel en al zonder zamengroeging
met het Zwamvlies, noch neêrdalende en als eenen inslag vormende; zo® dat d e , tol eene laag van
poriën bij elkander gehoopte en zamenvloeijende, doch onderling van elkander a£scheidbare pijpje»
gemakkelijk van den Zwamvlies-bodem loslaten.
S oortelijke K enmerken. Pileo pulvinato molli viscoso badio-fulvo, stipite solido subaequali Iaevi
pallidiori brunneo-pruinato, tubulis adnalis sinuatove-depressis majusculis angulatis sordidis ex albo-
flavo virescentibus. Het hoedje kussenvormig, zacht, kleverig, roodbruin-vaal; hel steeltje vast,
nagenoeg overal even dik , glad, bleeker van klour en bruin-bedauwd; de pypjes aangewassen of
bogtig-neêrgedrukt, tamelijk groot, eenigzins hoekig, vuil-wit-geel-groenachtig.
Het hoedje is hij vochtig xoeêr zeer kleverig en donker-kastanjebruin van k le u r , maar
hij droogte zonder eenig spoor van kleverigheid en lichter rood-bruin, doch a ltijd
hooger gekleurd dan het steeltje. — D it is o f langer en dunner, en nagenoeg geheel r eg t
o f ook wel een weinig gebogen, als b ij figuur D , — o f hetzelve is korter en d ik ker $
steeds is het, sterker o f zw a k k e r, bruin-bedauwd en ook w el eenigzins bruin-gestreepty
en a ltijd aan het boveneind wat blèeker, B. a. Het vleesch, zoo van het hoedje als van
het stee ltje, is w i t , neemt doorgebroken m in o f meer eene blaauwe kleur a a n , welke
echter spoedig weder v e rdwijn t, en is citroen-geel op de vlakte waar de p ijp je s aangehecht
z ijn . D. b.
H ij de jongere voorwerpen, fig . A en B , z ijn de p ijp jes kleiner en meer g e lijk vo rmig
van opetiing, en wit-geelachtig, B , c ; b ij de volgroeide , fig . G en D , z ijn dezelve
grooter , onregelmatiger, eenigzins hoekig en vuil-geel-groenachtig , D. d.
De kiemkorr eitjes geelachtig-lichtgroen , eenigzins ij z er roestkleurig.
Groeiplaatsen. Ik vond dezelve tusschen gras- en mos-planten groeiende, in het bosch bij het
Joden-Kerkhof bij Na a ldw ijk , in het JVest land.
Gerruik. H e t vleesch is van een z a chlen e n n ie t onaan g en amen sm a a k , en ©nsehadefijk»