f'/'ta f S t a .
I . A C 2A H ICU S P H A l I O I D f i S F r i e s . (#)
Knollige Vliegen-Paddestoel.
Groeit in den Herfst.
Natuurlijk Stelsel. Plantae cellulares• Subcl. II. Aphyllae. Cryptog. Fam. I. Hymenomycetes.
Ord. I. A ya ric in i. Gen. A g a r icu s . Trib. Am a n ita F ries.
S telsel van Linnaeus. Cl. XXIV. Cryptogamia, Sect. V. Mycetes.
Geslachts- en Soortelijke K enmerkei*. Zio Dl. X. bij PI. 738.
Dezelve ie in niets wezenlijks van den op P la a t 738 afgebeelden onderscheiden, als in de
kleur van het hoedje; overigens z ijn daar opgegeven soortelijke kenmerken alle ook bij
dezen te vinden. Desgelijks is deze zeer ve rgiftig van aard en gro eit h ij mede op eenig-
zin s vochtige, grasrijke en belommerde plaatsen,
De hier afgebeelde is uit het zoogenaamde Jodenbosch bij N a a ldw ijk , in het Westland.
9 . H T P O X Ï L O N P 0 1 ¥ M 0 R P H U ] 9 1 I k.
Veelgestaltige Hypoxylon.
Groeit in den Herfst.
Natuurlijk Stelsel. Plantae cellulares. Subcl. II. Aphyllae. Cryptog. Fam. II.
Gasteromycetes. Ord. II, Pyrenomycetes F ries.
Stelsel van Linnaeus. Als boven.
Geslachts K enmerken. Velum pulverulentum fugax. Stroma cum stipile confluens et contiguum
apice sterili plerumque terminatum. Perithecia subcornea, atra, in ipso stromate collocata. Ascis cla-
vatis, sporidiis septatis, opacis, pulveris instar alri expulsis. Een kort aanwezig sluijerlje. De vrucht-
lage met het steeltje te zamen vloeijende, en meestal aan den top onvruchtbaar. Min of meer hoornachtige,
zwarte, binnen in de vruchtlage geplaatste kernhuiseitjes. Knodsvormige kiemhoudertjes"
met ondoorschijnende, van wandjes voorziene, en als een zwart poeder uitgeworpen wordende kiem-
korreltjes.
S oortelijke K enmerken. Subcarnosa, gregaria, turgida, difformis, ex albido nigra, clavula undi-
que prUheciis cincta. Vleoschachtig, troepswijze groeijende , gezwollen, van onbepaalde gedaante,
van witachtig zwart wordende, het knodsje van alle zijden met kernhulselljes bedekt.
Dezelve groeit ter hoogte van duim en nagenoeg ter dik te van d u im , en d it
insgelijks met w°. 3 p laats hebbende z ie t men hier beide onder eenige vergrooting voorgesteld.
B i j de overlangsche doorsnede, fig . £ , bemerkt men dat deze soort van binnen
eenigzins hol is , te rw ijl b daarin de kernhuis eitjes aanwijst, welke door a op de buitenste
oppervlakte aangetoond worden. r
Groeiplaatsen. In bosschen, aan den voet van boomstronken. Hier afgebeelde vond ik od
Dijk erwa a l, onder ’s Gravezande in het Westland. F
3. G E O G I O S S V 1 I G IA B R V l f f l P e r s .
Gladde Aardtong.
Groeit in den Herfst.
Natuurlijk Stelsel. Plantae cellulares. Subcl. II. Aphyllae. Cryptog. Fam. I. ffymenomycetes.
Ord. V. Clavariei Fries.
Stelsel van L innaeus. Cl. XXIV. Cryptogamia. Sect. V. Mycetes.
Geslachts K enmerken. Fungus ca.rnosus, simplex^ clavaeformis, slipitatus Hymenium clavam
(subdiscretam) ambiens, ascis elongatis, amplis, dislincle cnlosporis. Vleezig, eenvoudig, knodsvormfe
gesleeld. Het zwam vlies orageeft het van het steeltje min of meer duidelijk onderscheiden knodsie’
en bevat langwerpige, wgde, van binnen met kièmkorreltjes gevulde kiemhoudertjes.
S oortelijke K enmerken. Glabrum, siccum , nigricans, stipile squamuloso. Glad droog zwartachtig
; het steeltje met kleine schubjes. *
Z ij is zeer afwisselende van vorm, geheel zw a rt o f donker b ru in-zwart, dikwijls qe-
sleufd, met een f i jn geschubt o f ook wel geheel en a l g la d steeltje, dat aan deszelfs
voet meestal wat lichter o f in het eerst eenigzins witachtig van kleur is. J
Ik vond dezelve op eene kortgrazige duinvlakte in het Nieuwland, achter 's Gravezande. en od
de Geest bij Naaldwijk, in het Westland. ’ P
(*) Agaricu* Phalloxdes d: pileo olivaceo-viridi fries, Syst. Myeol.