
1 Y 0 S 0 T I S SYLYATICA. E hrh.
Bosch-Muizenoor.
Hoogduitsch. Wald-Vergizmeinnicht.
Bloeit Junij, Jal ij.
Natuurlijk Stelsel. Synpetalae, Ordo 11. Lobiflorae. Formatio. I. Tubiferae. Fam. 76,
Asperifoliaceae. Reich.
Stelsel van linnaeus. Cl. V, Pentandria. Monogynia
Geslachts kenmerken. Cal. campanulatus subaequaliter 8-dentalus aut 8-fidus. Cor. hypocrateri-
formis 5 fida. Nuculae laevissimae. — De Kelk klokvormig, bijna gelijkelijk vijftandig of vijfdeelig.
De Bloemkroon trompetvormig 3-deelig. De Pitjes zeer glad.
Soorteluke kenmerken. Corollae lobis rotundatis, calycibus 8-partitis patulis, folia radicalia spanlate
» saepe longe petiolata. Pilis longis hirsutis. De BloemkrooDen met rondachtige lobben,
de Kelken openstaande 3-deelig, de Wortelbladen spatelvormig, dikwijls lang gesteeld. Met lange, stekelige
haren. a. De Plant met bloemen en bladeren, b. Eene Kelk vergroot, o. De Vrucht vergroot.
De Kelk is onregelmatig 8-deelig; met opwaarts gaande tanden. De Bloemkroon met korte buis,
op eens in eene vlakke boord verbreed. De opening der buis is door klieren gesloten. De Bloemen
zijn kleiner dan bij de Myosotis Scorpioides.
Groeiplaats. Bij Nijmegen, De beuer. Zelf vond ik h aa r, als ook den Hr. t . h. a. j . abeleven,
te Ubbergen bij Nijmegen.
Gebruik. Geen bijzonder gebruik is er van deze plant bekend, doch de Bijen zoeken haar druk
op. Het vee raakt haar niet aan.