
TRIFOLIUM FILIFORME L.
Draadvormige Klaver.
Hoogd. Fadenförmiger Klee.
Engelsch. Small Trefoil. Least-Hop-Trefoil.
Bloeit. Junij—September. 0 .
Natuurl. Stelsel. Plantao vasculares, Subcl. I. Phanerogamae Exogenae. Ord. Papilionaceae L.
Stelsel van linnaeus.. Class. XVII. Ord. VI. Diadelphia Decandria.
Geslachts-kenmerken. Calyx 3-fidus vel 5-dentatus. Corolla marcescens, persistens. Carina ob
tusa. Stamina diadelpha, cum petalis magis minusve concreta. Filamenta superne parum dilatata.
Stylus glaber. Legumen ovatum, 1—2-spermum, rarius longiusculum et 3—4-spermum, calyce
vel corolla marccscente inclusum, utriculatum, vix dehiscens. Vijfdeelig of vijftandig kelkje. De
bloemkroon verwelkende, overblijvende. Het kieltje stomp, j . Tweebroederige, met de bloemblaadjes
min of meer zamengegroeide belmdraadjes, k , de draadjes van boven een weinig breeder.
Het stijltje kaal. Een eirond, 1—2-zadig, of zeldzamer een langachtig en 3—4-zadig, door het
kelkje of het verwelkende bloemkroontje ingeslolen, zakvormig, naauwelijks openbarstend peultje.
Soorteluke kenmerken. Capitulis lateralibus, pedunculatis, laxis, plerumquè 10-floris; floribus
demum deflexis. Calice glabro, fauce nudo, dentibus apice pilosiusculis, 2 superioribus breviori-
bus. Vexillo plicato, laevi; alis porrectis. Stylo legumine 4-plo breviore. Stipulis ovatis. Zijde-
standige, gesteelde, losse, gewoonlijk 10-bloemige bloemhoofdjes, a; de bloempjes ten laatste naar
beneden gebogen, b. Het kelkje, o , kaal, het keeltje naakt, de tandjes aan den top min of meer
behaard en de bovenste twee tandjes, d , een weinig korter dan de overige. Het vlagje, e , gevouwen,
nagenoeg glad; de vleugeltjes,/, regt naar voren g e s tre k t,,//. Het stijltje, g , 4 maal
korter dan het peultje, h. De steunblaadjes, i , eirond.
Dezelve wordt door desonkundigen ligtelijk voor eene en dezelfde plant aangezien met Dl. III PI.
229 beschrevene Hoppe-Rupsklaver, en Dl. IV. PL 320 afgebeelde nederliggende Klaver. Naauw-
keuriger bezien en onderling vergeleken is echter de thans afgebeelde en beschrevene draadvormige
Klaver van die beide grootelijks onderscheiden. Zij groeit somwijlen met een eenvoudig
en slechts van boven min o f meer getakt steng j e , en ook wel ter hoogte van naauwelijks
1 duim boven den grond, met kleinere blaadjes en maar 3-3-bloemige bloemsteeltjes (Trif. fili-
forme f? minimum Gaud.)
Men ziet bij m de blaadjes onder vergrooting; 1 toont een sterk vergroot vruchtbeginsel, met het
stijltjet aan; n de overblijfsels van het verwelkte bloemkroontje, dat losgemaakt en gedeeltelijk
weggenomen moet worden om het peultje te zien, dat, bij h pas beginnende rijp te worden,
een paar zaadkorreitjes bevat als hij o
Groeipl. Op weilanden en langs de wegen, door het gansche land.
Gebruik. Zij k a n , met ovengenoemde Hoppe-Rupsklaver en nederliggende Klaver, een goed
Schapenvoeder leveren.