
/ /
L Y C I UM B A R B A R UM.
Vreemde Lycium.
Eoogduitsch. Fremde Bocksdorn.
Bloeit Jung—Augustus. 24..
Natuurlijk stelsel. Synpetalae, Ordo II. Lobiflorae' Formatio II. Limbatae, Fam. 80 Solanaceae.
Reich.
Stelsel van linnaeus. Cl. V. Pentandria Monogijnia.
Geslachts-kenmerken. Calijx campanulatus brevis bifidus. Corolla hypocrateriformis, limbo 5 fido
Bacca subrotunda, bilocularis polysperma. — De kelk is tweespletig, kort en blokvormig. De
bloemkroon is trompetswijze, met vijfspletige boord. De bes is rondachtig, tweehokkig en veelzadig.
Soortelijke kenmerken. Filamenta basi villosa. Corolla margine villosa. Foliis petiolatis glabris
oblongis. — De helmdraden zijn vlokkig aan den voet. De bloemkroon met vlokkige rand. De
bladeren zijn langwerpig glad en gesteeld. a. Eene tak met de bloemen, b. de vrucht.
Het is een schoon heestergewas, ter hoogte van vier o f v ijf voelen. De takken zijn kantig, bogtig
, min o f meer knikkende en ongedoornd. De bes is langwerpig en meniekleurig, de bloemen
violet o f ligt paarsch. Men kweekt dezelve vooral om er de tuinen en boschaadjes mede
te versieren. Zeer gemakkelijk vermenigvuldigen zij zich, door middel van scheuring van
den wortel.
Groeiplaats. In de duinen te Overveen bij Haarlem, v. hall. Zelf vond ik h a a r, als ook de
heeren v. d. trappen en marchand, bij de Meern bij Utrecht. Bij Domburg op Walcheren. E. A.
forsten. Bij Ubbergen bij Nijmegen, t. h. a. j . abbleven.
Gebruik. Onbekend.