
Veen-moeras Varen I
Hoogduitsch. Sumpf-Schildfarn.
In vrucht Augustus. 2^.
Natuurlijk Stelsel. PI. Crypt. Cl. III. Chlorophyta. Ordo III. Füices. Formatio I. Tryptopterides.
Fam. XXX. Polypodiaceue. Reich.
Stelsel van i.l.v.NAEis Cl. XXIV. Cryptogamia. Sect. I. Filices.
Geslachts kenmerken. Sori subrotundi sparsi. Indusia solitaria orbiculata seu reniformia, medio
vel latere affixa. De vruchthoopjes zijn bijna rond en verspreid. De dekvliesjes alleenstaande,
cirkel- of niervormig, in het midden of aan den rand vastgehecht.
Soortelijke kenmerken. Foliis lineari-lanceolatis pinnalifidis glabris, laciniis oblongis obtusis inte-
gerrimis, fertihbus margine revolutis, soris marginalibus demum confluentibus, rachi glabriuscula.
(Spr.) Met lijn-lancetvormige vindeelige onbehaarde bladen, de vinnen langwerpig stomp en gaaf-
randig, de vruchtdragende met otngekrulde rand, de vruchthoopjes aan den rand geplaatst, eindelijk
zamenvloeijende, de steel naakt. o. Eene onvruchtbare tak. b. Eene tak met vruchten, c. Een
blad met vruchten vergroot. „
Groeiplaats. De Hr. v. d. sarde lacoste vond haar in de veenen te Achtlienhoven, bij Utrecht.
Op dezelfde plaats vonden de HH. v. d. trappen, kraamwinkel en ik dezelve terug.
Geercik. Van deze noch van de vorige plant is eenig bijzonder gebruik bekend.