
*dumi#iniuA oreade# S$neó.S3o
Hoogduitsch. Oreaden Blatterpilz. Nelken-Blalterpilz. Herbst-Mouceron.
Groeit in den Nazomer en Herfst.
Natuurl. Stelsel. Plantae cellulares. Subcl. II. Aphyllae. Cryptog. Fam. [. Hymenomycete*.
Ord. I. Agaricini. Gen. XIV. Marasmius Fries.
S telsel tak Libkaeds. Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia, Mycetes.
Geslachts kermerker. Hymenophorum cum stipite (cornco cartilagineove) conliguum, sed helero-
geneum , in tramam similarem floccosam descendons. Hymenium tenue, aridum, ubique fertile, valle-
culis similaribus conliguum, nunc in plicas nunc in lamellas crassas, lentas demum snbcoriaceas, acie
acuta, efliguralum. Sporae subellipticae, albae. Zwamvliesdragertje met het hoornachlige ol kraak-
beenachlige steeltje naauw yereenigd, maar toch in zelfstandigheid daarvan onderscheiden, en tot
een gelijkaardig vlokkig middenwandje neêrdalende. Het zwamvlies dun, droog, overal bevrucht,
met gelijkaardige kleine diepten te zamen stotende, en of plooijen of dikke, laatje en min of meer
lederachlige plaatjes vormende, met scherpe snede. Do kiemkorreltjes een weinig elliptisch, wit.
Soortelijke kehmerker. Tarde fragrans, pileo carnoso-lcnto e conve.vo-plano subumbonato glabro
expallenle, stipite solido aequali undique cute villoso-conleita eorticalo pallido, basi nudo, lamellis
liberis lalis distantibus albo-pallidis. Eenigzins geurig, met een vleczig-taai, van bolrond vlak, eenigzins
gebogcheld, glad en verbleekend hoedje. Het steeltje vast, rf, gelijk, met een’ viltachtig te zamen
geweven buitenschors, bleekkleurig, aan den voet naakt, eu vrije, breede, wijdstandige, bleekwilte
plaatjes, e.
Dezelve groeit gewoonlijk troepswijze in groole of kleinere kringen, of ook in halve cirkels, en
vormt op do weilanden, waar men hem aantreft, de zoogenaamde Tooverkringen.
Onze plaat stelt hem hij voortgaande ontwikkeling voory tot in den staat van volkomen
g r o e i' a; als wanneer het hoedje omgekeerd zich vertoont als bij b. B i j vochtig weer is
de rand eenigzins gestreept, c • ten laatste k r im p t het hoedje door verdrooging in elkander,
en vertoont zich het steeltje sterk in eengedraaid, en is d it derhalve als dan veel korter.
Groeiplaatsen. Ik trof hem menigvuldig aan op een hoog gelegen weiland bij N a a ldw ijk , hier
en daar aan de dijken en op grasvlakten in het Nieuwland achter fs Gravezandet en op meer plaatsen.
Gebruik. Men kan er gebruik van maken om aan soepen, ragoüls en sausen eenen aangenamen
specerijachligen geur mede te deelen; waartoe men hem goed gezuiverd laat droogen, en vervolgens,
het best tot poeder gebragt, ter geschikte plaatse bewaard.
(*) dgaricus oreades boet.