
C I C H O R I U M 1 N T Y B U S L.
Gewone Cichorey,
Bijnamen. Wilde Cichoreij. Wilde Suikerij. Wegewaart. Bitterpeen.
Hoogduitsch. Gemeine Cichorie. Gemeines Cichorienkraut. Gemeine Wegwarle. Wegraule.
Sonnenkraut.
Engelsch. Wild Succory.
Bloeit* Augustus, September %.
Natuurl. Stelsel. Plantae vasculares, Subcl. I, Phanerogamae Exogenae. Ord.
Compositae AdaNs.
Stelsel van Linnaeus. Class. XIX. Syngenesia, Trib. V. Cichoreae.
Geslachtskenmerken. Galyx communis duplex; exterior 5-phyllus, interior 8-phyllus; foliolis
basi connatis. Pappus coroniformis, achenio brevior, 1-2-serialis. Receptaculum nudum vel subfa-
vosum. De algeraeéne kelk, a , dubbeld: de buitenste 5-bladig, de binnenste 8-bladig; de blaadjes
aan dén voet te zamen gegroeid. Het zaadpluis een kroontje vormende, korter dan de zaden,
1-2-rijig, De vruehtbodem, b , naakt of eenigzins honigraatvormig.
S oortelijke kenmerken. Capitulis gominis vel plüribus congeslis, sessilibus pedunculatisve; foliis
floralibus e basi latiore subampïexicauli lanceolatis; pappo multoties achaenio breviore. Met gepaarde
of meerdere bij elkander geplaatste, ongesteelde of gestoelde bloemhoofdjes; de bloemsleng-bladen uit
een breeder en bijna slengomvallend voetstuk lancetvormig. Het zaadpluis veelmaal korter dan het zaad.
Een peenvormige, nu en dan verdeelde en in de diepte voortkruipende, en 1-2-3 en meer-
stengelige wortel. De stengen r e g t, k a n tig , eenigzins ruw , en gesteelde en van onder e
m in o f meer behaarde wortelbladen, welke even als de benedenste stengbladen schaafs-
wijze uitgesneden z ijn .
Een der straalbloempjes op de binnenzijde bij c , en op de buitenzede b ij d te zien , en e
de te zamen vereenigde meeldraadjes en het s tijltje . Het zaadpluis is zeer kort en
als u it een kroontje van doorzigtige tandjes bestaande; men z ie t het bij f op een van
ter z ijd e voorgesteld en b ij g op een van boven te zien zaadje, .aangeduid door h.
Zeldzaam wordt dezelve met wille, doch meermalen met roodachlige bloemen in ons vaderland
aangetroffen ; met witte is z i j door de gorter in den omtrek van Brummen gevonden
geworden.
G roeiplaatsen. In menigte aan de W a a l bij Dreumen; aan den Lek-dijk bij W ij k b ij Duurstede
en aan den weg van Buren naar T h ie l; door de geheele Neder-Betuwe op vele plaatsen.
Aan sloolswallen bij den R ijn d ijk bij Legden; m ulder; bij Noordwijk: molkenb. en kerb. Ook
overvloedig aan den Y sse ld ijk ; aan dien dijk en aan andere dijken, en langs de wegen, in den omtrek
van Kampen. Veel in de vestingwerken en langs de wegen buiten de Molenpoort te Nijmegen ,
en langs den griendweg naar W e u r t: abeleven jr . en gevers deynoot. In Vriesland bij Dijkshoek
aan den zeedijk en aan de trekvaart bij Franeker: bruinsma. Ook overvloedig op den hoogen
M a a sd ijk , tusschen Aalburg en Heusden, en langs de Dieze in de Meijerij van den Bosch: van
hoven. In de omstreken van Bred a : K. v. W ., en op Walcheren', v. d. bosch.
Gebruik. De bladen kunnen door den mensch op dezelfde wijze gegeten worden als die van de
Endyvie (Cichorium E n d ivia L.), en voor het vee, inzonderheid voor koeijen, schapen en geilen,
is de jonge plant zoo heilzaam geacht geworden , dat men in Engeland en in andere landen, maar
ook in ons vaderland, haar mede als voedergewas geteeld heeft. Anders wordt zij, gelijk genoe»
bekend is, vooral in Vriesland, en ook in sommige streken van de provincie Groningen en van Zeeland,
hoofdzakelijk verbouwd om van de wortels de dagelijks gebruikt wordende S u ik e r ij te maken;
en ook kunnen dio door den mensch gegeten worden, alsmede in tijden van gebrek aan koorn
dienen om er brood van te bakken: wanneer zij daartoe verzameld worden vóór dat de stengen beginnen
te groeijen, en na ze eerst in water van hunne bitterheid bevrijd te hebben.
In de geneeskunst is deze plant van eenerlei werking als Dl. III PI. 168 beschreven en afgebeelde
Leontodon Taraxacum L ., en misschien is in vele gevallen het Ex tra c tum Cichorei, — vooral
wanneer dit van deze wilde Cichorey bereid wordt, — te verkiezen boven het E x tra c tum Taraxaci (*).
( * ) O n d e r d e w e r k e n in o n z e ta a l k a n m e n , b e h a l v e d e Staten van Landbouw, o v e r d e t e e l t v a n d e z e p l a n t , h e t
m a k e n v a n d e S u ik e r i j e n z . , n a z i e n : c . a . bergsma , Handb. voor de Vadert, landhuishoudk. § $ 8 7 5— 8 8 0 ; S o e t k ï s ,
Wetenschappelijk Maandschrift, 1 s t e J a a r g a n g , p a g , 4 5 3 $ 2 d e J a a r g a n g , p a g . 8 0 5 7 9 .