
V1CIA L A T H Y R O I D E S L.
Latyrusvormige Wikke.
Hoogduitseh. BlaUerbsenartige Wicke. Platterbsen-Wicke. .Frühlings Wicke.
Engelsch. Strangle Vetch. Spring-Vetch. Strangle Tare.
Bloeit. Mei 0 .
NiTeuaL.STEi.SEi,. Plantae vasculares, Subcl I. Phanerogamae Exogenae, Ord.
Papilionaceae L.
Stelsel van Linnaeüs. Glass. XVII. Ord. VI. Diadelphia Decandria.
Geslichts Kenmerkei. Calyi 5-fidus vel 5-dentatus. Stamina diadelpha; filamenta subnlata.
Stylus filiformis, superne umlique pilosus yel inferiore latere, suturae mferiori respondente, barbatus et
simul glaber pilosusye. leg um en 2-yalve, 1-loculare, di-poly-spermum. De kelk 5-spletig of 5-landig.
Tweebroederige, elsyormige meeldraadjes. Het stijltje draadyormig, aan den top rondom h a n g , of
ald air alleen aan de benedenzode, welke aan het benedenste naadje beantwoordt, baardig en te
gelijk of glad of harig. Het peultje twee-kleppig, 1 -h o k k ig , 2-yeolzadig.
SopRTELiJKE Kenmerkeis. Floribus aiillaribus, solitariis, subsessilibus. Foliis bi-tri-jugis, rnucrona-
lis • superioribus cirrho terminatis; foliolis oboyatis, retusis. Calycis dentibus eubulatis, re c tis,
subaequalibus. Leguminibus linearibus, glabris; seminibus eubicis, granulalo-scabris. Okselstandige,
eenzame, nagenoeg ongesteelde bloempjes. Tweè-drie-parige, in een puntje eindigende bladen; de
bovenste Tan een klaviortjè voorzien; de blaadjes omgekeerd-eirond, afgeknot. De kelktandjes
elsTormig, reg t, bijna van gelijke lengte. Het peultje lijnvormig, glad , met 6-kantige, korrelig-
ruwe zaadjes.
Z ij i» de kleinste van de soorten van W ik k e , doch groeit hier en daar evenwel l i j zonder
kloek, zoo. dat men haar zelfs met andere, als hier af'gébeelde en kleinere, vergeleken,
op het eerste gezigt voor eene onderscheidene soort zoude houden.
B i j a een Had onder vergrooting, en afzonderlijk geteekend om tevens de steunllaadje s,
b , duidelijker aan te toonen. Onder zeer sterke vergrooting bij c een kelkje en bij d
het vruchtbeginsel, met het aan den top van onderen baardige doch ovengens kale
s tij ltj e , e , en eenige der door een vlies te zamen vereenigde meeldraadjes, f. n e t
peultje z ie t men r ijp en ter natuurlijke grootte bij g ; het bevat eenige zaden g e lijk
er een s te r k . vergroot h ij h gezien wordt. F ig . i het vlagje en j een der vleugeltjes;
beide eenigzins vergroot.
Groeiplaatsen. Vrij algemeen op alle zandgronden in de duin- en heistreken van ons Vaderland.
Aan de kanten der akkers en tegen de zandwallen tusschen de voor-duinen bij Overveen en Bloe~
mendaal bij Haarlem, en bij Ter Heide aan zee, gelijk ook op het eiland IValcheren. — Achter
de B i ld t , Driebergen en elders op de heigronden in het slicht van Utrecht en in Gelderland. In
de vestingwerken tusschen de Molen- en Hisselpoort te Nijmegen: abeleven jr . en g. d. In de
binnenduinen van Katwijk, bij het huis den Deijl, aan den fVassenaarschen Achterwege en in de
laan van Lisse naar Halfweg Haarlem en Leijden: kerb. en molkenb. Tusschen Boer en Ried
in Vriesland: bpüiesma. Bij Rosmalen: tak hovek, en waarschijnlgk ook wel op meer plaatsen in
Noord-Braband.
Gebruik. Dezelve wordt van het vee en vooral van de schapen met graagte gegeten, en daar zij
zelfs op de slechtste gronden goed groeit, en reeds vroeg in het voorjaar uitspruit, is zij voor
schaapsweiden aangewezen geworden.