
O R O B A N C H E MA J O R . L.
Groote Bremraap.
Hoogduitsch. Grosser Wurger.
Bloeit Junij—Julij. 4 .
Natuurl. Stelsel. PI. Phanerog: Synpetalae. Orde II. Lobiflorae. Formatio I, Tubiflorae. Fara. 79,
Personatae. R eich.
Stelsel van Linnaeüs. Cl. XIV. Orde II. Didynamia. Angiospermia.
Geslachts-kenmerken. Cal. disepalus aut monosepalus 4—5 fidus. cor. ringens, galea emarginata,
labio tribolo, marcescens. Stigma transverse bibolum. caps. bivalvis, verticaliter dehiscens. Plan-
tae parasiticae petiolis sparsis squamaeformibus. — De kelk is twee of ee'nbladig 4—5 deelig. De
bloemkrans greinzende, de helm uitgerand, verwelkende, met eene drielobbige lip. De stempel overdwars
twee-lobbig. De doosvrucht loodregt opengaande. Het zijn woekerplanten, met verspreide
schubvormige bladsteelen.
Soortelijke K enmerken. Stigmate patentim bilobo, stylo ex toto-staminibus superne pilosellis se-
palis aequaliter bipartitis Squamisque avato-lanceolatis. Rigida, crassa, bulbus brunneus, flores sor-
dide violacei intus nigricantes, stigma flavum, demum tota brunnescens. — Met eene twee-lobbige
verwijderde stempel, de stijl gebeel- de meeldraadjes van boven behaard, de kelkbladen even groot
tweedeelig met eironde lancetvormige schubben. De geheele plant is regtstandig, vleeschzig, met eene
bruine bol en vuil violetkleurige van binnen zwartachtige bloemen, de stempel is geel, op het laatst
geheel bruinachtig, o, de bloemsteng met de bloemen, b, de bruine bol met de schubben (de plaats
van bladeren vervangende), c, de helm met de stamper en de helmstijltjes, d , Een helmstijltje, e, de
stamper.
De bloemen ontwikkelen zich ongesteeld in de oksels der schubben aan de top der steel, waar zij
als het ware eene aar vormen, aldus vervolgen zij hunne wasdom en rijpen hunne vrucht,
zelfs dan wanneer de steel van onder naar boven geheel verdroogd is. Wanneer zij uit den
grond te voorschijn komen zijn zij geheel kleurloos, en verkrijgen die eerst op den dag even
vóór het verwelken. De geheele plant is geelachtig en zaohtharig en derzelver wortel hecht zich
voornamelijk op die van sommige planten met peulvruchten. Bij het doorsnijden der steel bekomt
het staal van de scalpel onmiddelijk eene zwarte kleur.
Groeiplaats. Aan de Grebbe bij Rhenen. Bij Logchem p p Genista scoparia, f. a. w. miquel, Bij
Harderwijk, M. dassen. In menigte vond ik haar zelf op Genista scoparia tusschen de Piasmolen en
Groesbeek, als ook, op de reeds door de gorter aangewezen plaats, op Hulsen bij Nijmegen.
Gebruik. De geheele plant is bitter en zamentrekkend en wordt als een middel tegen kolijk gegeven.
Uiterlijk gebruikt is zij wondheelend. Somtijds verspreid dezelve eene geur van kruidnagelen.
Zij is zeer nadeelig in die streken waar z\j zich te veel vermenigvuldigd, want, als woekerplant
put zij de anderen uit die haar voeden.
NB. De vroeger in deze Flora Batava afgebeelde Orobanche major, is de echte Orobanche caryo-
phyllacea zijnde eene zeer algeraeene Duinplant in de Zeeduinen bij Katwijk en Scheveningen.