3 ü y tó 'm a d u iiC M za j (fz#.
JL A G A R I C U S S E P A R A T U S L,
Half-eivormige Paddestoel.
Groeit, even als de volgende, in den Nazomer.
Natuurlijk Stelsel. Plantae cellulares. S u b c l II. Aphyllae. Fungor* Fara. I.
Hymenomycetes, Ord. I. Agaracini, Gen. I. Agaricus F ries.
S telsel var L innaeus. Glass. XXIV. Sect. V. Cryptogamia, Mycetes.
G eslachts K ermerker. Als bij Plaat 815, N°. 1.
S oortelijke K ermerker. Pileo carnosulo campanulalo, obtuso, laevi, viscoso; slipite stricto,
nitido, albo, deorsum incrassalo, anDulo distante j lamcllis adfixis cinereo-alris. Het hoedje eenig-
zins vleezig, klokvormig, stomp, glad en kleverig; het steeltje gestrekt, glanzig, wit, naar beneden
toe verdikt, met een riDgje, a ; de plaatjes, 5 , aschgraauw-zwart, aangehecht.
De kleur van h e t, in grootte verschillende , hoedje is gewoonlijk een weinig geelachtig-
w i t , en die van het holle steeltje, c , meestal eenigzins bruin to t aan het r in g je ;
waar hoven de steel steeds min o f meer zwart-bepoederd i s , d.
# Groeiplaatser. Tusscben koe- en paardenmest op de weilanden en langs de wegen; op boeda-
nige ook n°. 2 voorkomt. — Ik vond dezelve bjj Naaldwijk en in het Nieuwland achter
’/ Gravezande.
a g a r i c u s c a m p a n u l a t u s
Klokvormige Paddestoel.
Natuur lijk Stelsel
L.
S telsel var Lirraeus j 8 0Ten*
S oortelijke K ermerker. Pileo carnosulo campanulalo, sicco, laevi, glabro, subnilido; slipite
aequali, stricto, undique rufescente, apice strialo, atropulverulento; lamellis adfixis adscendentibus,
griseo-nigroque variis. Het hoedje eenigzins vleezig, klokvormig, droog, effen en glad, min of meer
glanzig; het steeltje gelijk, gestrekt, rondom eenigzins rosachlig, aan den top gestreept, zwart-be-
poederd, e ; de plaatjes, ƒ , aangehecht, opgaande, grijs met zwart van kleur.
Het van binnen holle s te e ltje , g , heeft gewoonlijk dezelfde kleur als het hoedje, is 2 d
3 duimen la n g, dikwijls een weinig gebogen, en broos.
3. C O P R I N Ü S M I C A C E U S
Glinsterende Paddestoel.
Natuurlijk Stelsel. Plantae cellulares, Subcl II. Aphyllae. Fungor. Fam. I. Hymeno-
mycetes, Ord. I. A g a r ic in i, Gen. III. Coprinus F ries.
Stelsel var Lirraeus. Als boven.
Geslachts K ermerker. Hymenophorum a stipite discretum. Lamellae membranaceae, primitus
stipalo-cohaerentes, dein in laticem nigram difiluenles; trama nulla. Spori ovales, sparsi, sed qua-
ternalira aggregati, cum latice difiluenles. Het zwamvliesbed niet met het steeltje vereenigd. De
plaatjes vliesachlig, in het eerst naauw te zamenhangende, daarna in een zwartachtig vocht weg-
vloeijende. Tusschenwand niet- aanwezig. Eironde, verspreide, vier aan vier bij elkander gehoopte,
met hot zwartachlige vocht wegvloeijende kiemkorreltjes.
Soortelijke K ermerker. Pileo submembranaceo, ex ovali campanulato, subrepando, striato,
discoïdeo, granulis micaceis fugacibus consperso, mox nudo, rimoso-sulcato; stipite cavo, sericeo-
laevi, albido; lamellis adnexis, lanceolatis, ex albido ad medium fuscis, dein nigricantibus.
Het hoedje bijna vliesachtig, u it het eironde klokvormig, eenigzins uitgeschulpt, gestreept,
met een s c h ijf je, en met glinsterende doch spoedig verdwijnende korreltjes bedekt,* weldra
n a a k t, spletig-gegroefd; het steeltje h o l, h , zijdeachtig-glad, w it; de p la a tje s , i,
aangelegen, lancetvormig, u it het witte tot op de h elft bruin en daarna zwartachtig.
Het hoedje wordt ten laatste zwartachtig-bruin en vloeit bij regenachtig weder weg. De
steeltjes z ijn eenigzins broos, naar boven toe d ikw ijls dunner wordende; de s c h ijf van
het hoedje, j , is meestal wat donkerder van k le u r , en in het eerst z ijn de plaatjes
witachtig rozenrood.
Groeiplaatser. In tuinen en langs de wegen op bemeste plaatsen. Hier afgebeelde is van een
bemest weiland bij Naaldwijk.
Gebruik. Met het vocht waarin dezelve bij regenachtig weder wegvloeit kan men, zoo als door
sommigen verzekerd is geworden, met gewonen inkt geschreven schrift uilwisschen.