
(d (ó
SPHAGNUM CYMBIFOtlUM. ( B r i d .)
SPHAGNUM PALUSTRE. v a r . « L . SPHAGNUM OBTUSIFOLIUM. (E h r h . Mart.)
Stompbladig Veenmos.
Hoogduüsch. Stumpfblätterige Torfmoos.
Met vrucht in den Herfst. 7f.
Natuurlijk Stelsel. PI. Cryptog. CI. III. Chlorophyta. Ordo II. Musci. Formatio II. Sporangio-
brya. Fam. XX VIII. Bryoidea. REICH.
Stelsel van linnaeus. PI. Cryptog. CI. XXIV, Sect. II. Musci frondosi et Hepatici, A.
Musci frondosi, I. Fm .
Geslachts-kenmerken. Capsula apophysata, terminalis, setae ab caule ipso formatae. Galyptra
parti inferiori capsulae adhaerens. Caules ramosi. Peristoma nudum. De zaaddoos met een aanzetsel,
eindelings, de vruchtsteelen door de stengen zelve daargesteld. Het huikje vastblijvende
onder aan de zaaddoos. De stengen takkig. De binnenmond naakt.
Soorteluke kenmerken. Caule ramoso, ramis crassis, foliis ovatis obtusis imbricatis. — Met
eene getakte steng, de takken d ik , de bladeren stomp eirond overeenliggend. a De geheele plant.
b De vrucht vergroot, c De bladeren vergroot.
Dit geslacht kenmerkt zich vooral ook op het eerste gezigt door deszélfs geelgroenachtige kleur
en zodevormige groeiwijze.
Groeiplaats. Op moerassige veengronden, te Achttienhoven en bij de Bildt, bij Utrecht, bij Wij-
chen, bij Nijmegen, enz.
Gebruik. Men kent geen geneeskundig gebruik van deze planten; doch de Natuur gebruikt zoowel
de sterken als de zwakken in derzelver groote inzigten van orde en overeenstemming, zoowel de
eene als de andere streven naar het doel, dat zij zich voorstelt. Dit geslacht, eerst derzelver lange
takken dooreenvlechtende in de moerassen, vormt aldaar eerst digte zoden, vervolgens vlottend
land, dat elk jaar in dikte en oppervlakte toeneemt, en zich soms verscheidene uren wijd uitspreidt.
Op dit tapijt, van eene aschgroen achtige kleur, komen eerst kleine planten voort, b. v. de Oxycoc-
cu s; vervolgens kruipende struikgewassen; eindelijk hoogere wilgenboomeu, wier wortels de diepte
gaan zoeken, en alzoo aan den landbouw eenen nieuw verkregen grond verzekeren, die vroeger
moerassig was. Door haar ook de vorming van den Veengrond, zoo bekend in ons Vaderland.
SPHAGNUM LATIFOLIUM. ( H e d w .)
Breedbladig Veenmos.
Hoogduüsch. Breitblätterige Torfmoos.
Met vrucht als de vorige.
Natuurlijk Stelsel en Stelsel van linnaeus, als de voorgaande.
Geslachts-kenmerken. Zoo als hier boven.
Soortelijke kenmerken. Caule ramoso, foliis lato-ovatis cuspidatis imbricatis. — De steng takkig,
met breed-eirond gepunte overeenliggende bladeren, a De geheele plant, b De vrucht, c Het aanzetsel
der vrucht.
Deze soort is donkerder groen en grooter dan de voorgaande, en derzelver takken ook minder dik.
Groeiplaats. Bij de voorgaande.
Gebruik. Hetzelfde geldt hier als bij de vorige soort.