
C A L L A P A L U S T R I S L.
Water-Slangerikruid.
Hoogduitsch. Sumpf-Drachen wurz. Sumpf-Schlangenkraut. Wasser-Aron, rother Wasserpfeffer.
Engelsch. Waler-Dragons.
Bloeit. Mei, Jung.
Natuurl. Stelsel. Plantae vasculares, Subcl. II. Phanerogamae Endogenae. Ord.
Ardideae Juss.
Stelsel van Linnaeus. Cl. XXI. Sect. I. Monoecia Androgynia.
Geslachts kenmerken. Spatha plana. Spadix undique staminibus et paucioribus intermixtis ovariis
teclus. Perianlhium nulluin. Flos mascul: Stamen 1; antherae biloculares. Flos faem: ovarium 1.
Bacca. Eene vlakke bloemscheede. Het bloemkolfje rondom met meeldraadjes, en daarlusschen met
eenige vruchtbeginsels bezet. Geen bloemdek. De mannelijke bloem: één meeldraadje, met tweehokkig
meelknopje. De vrouwelijke bloem: één vruchtbeginsel. De vrucht: eene Bes.
S oortelijke kenmerken. Foliis cordalis. Spatha plana, superne nivea. Hartvormige bladen. De
bloemscheede vlak, van boven sneeuwwit.
Deze -plant maakt geene s ten g , maar u it eenen d ik ken , vleezigen, in geledingen afge-
deelden en daaruit wortelvezels, a , a f gevenden, en voortkruipenden wortelstok ontspringen
lang gesteelde, hartvormige, eenigzins d ik k e , gestreepte en in een kort p u n tje
eindigende bladen, en hier en daar een bloemsteel. Blad- en bloemstelen z ijn aan
den voet met breede, bladachtig-vliezige schubben bedekt, en het bloemkolfje, b , is
bijna rondom van eene, van boven sneeuwwitte en g la n zig e , vla k k e , in een elsvormig
p untje eindigende, en aan de onderzijde met de bladen gelijkkleurige bloemscheede, c,
omgeven. Men z ie t het bloemkolfje eenigzins vergroot, met h a lf weggesneden bloemscheede,
b ij d, om duidelijker de, veelal 6 aan 6 tot 8 aan 8 , rondom de vruchtbe-
ginseltjes, e, geplaatste meeldraadjes aan te duiden. Een vergroot vruchtbeginseltje
bij f; waarop g het stempeltje. B i j h een r ijp wordend vruchtbeginsel door gesneden;
hetwelk gewoonlijk in 6-8 hokjes verdeeld i s , elk met een zaadje i, en d it in het eerst
van een rood vliesjè omgeven, doch ten laatste zw a rt gekleurd, k. F ig u u r j een bloem-
kolfje met rijpe bessen.
Hoewel zeldzaam gebeurt het echter nu en dan dat men het bloemkolfje van twee, volkomen
aan elkander gelijke en tegenover elkander gestelde, bloemscheden omgeven a a n treft
(mauquin- tandon) .
Groeiplaatsen. In de veenen onder Westbroek overvloedig, en in die onder Tienhoven mede in
het geheel niet zeldzaam. In eene sloot nabij den korenmolen van Tienhoven vond ik dezelve
bloeijende in de maand September, en voorts trof ik haar ook in de veenen onder Achttienhoven aan,
en in eene sloot omtrent het huis de Diervoort, onder Hatert bij Nijmegen. — De Heer abrle-
ven jr . zond mij dezelve uit eeno sloot nabij het Tolhuis tusschen Nijmegen en Grave. Volgens
eeno aanteekening van de gorter , door mg gelezen bij den Hoogl. kops , is deze plant ook bij
Elburg gevonden geworden, en volgens de Flora Leidensis van molkenboer en kerbbrt is z i j ,
echter meer dan twee eeuwen geleden, ook in de nabijheid van Leijden gevonden geweest. Overigens
vindt men door Prof. van hall aldus opgegeven: » in slooten en staande wateren bij Oldbroek op de
Veluice; tusschen Rotterdam en Gouda langs den Hoogen D ijk ; bij Logchem; lusschen Hartskamp
en BarneveldP
Gebruik. De wortels (wortelstokken) gekaauwd wordende zijn eerst smakeloos, geven allen gskens
een zeer scherp en hevig brandend gevoel, maar zijn zij evenwel in tijden van schaarschheid in Rusland
gebruikt geworden om er brood van te maken; hoedanig brood ook in Lapland zeer wel bekend en
aldaar Missebroed genaamd is, en waartoe zij gedroogd, fijn gestoten of gemalen, dan opgekooki
en in water te weeken gezet worden, tot dat zij alle scherpheid verloren hebben.