
S A L I X C A P R E A L
Ruige Wilg,
Bijnamen. Water-Wilg. Werf. Werf hout.
Boogduitsch. Sahl-Wpide. Palmweide. Werft. Grosze Werftweide.
Engehch. Round-Ieaved Sallow.
Bloeit. April, Mei ft. ------------------------------
Natuukl. Stelsel. Plantae vasculares. Subcl. I. Phanerogamae Exogenae. Ord. Salicineaê
R ighard.
Stelsel van Linnaeus. Cl. II. Ord. I. Diandria Monogynia (*).
Geslachts kenmerkbn. Flores unisexuales, dioeci, araentacei. Perigonii loco 1 vel 2 glandulae,
ad basin genitalium. Flor. Mascul: Slamina 2 — 5, vel monadelpha, e squammarum axilla egredienlia.
Flor. Foemin: Ovarium liberum, 1-loculare, multiovulalum ; placentae parietales. Stylus 1 , Stigmata
2 et saepe bifida. Capsula 2-valvis; semina minulissima, comosa. Éénkunnige, tweehuizige, in katjes
geplaatste bloemen. In plaats van een bloemdek , 1 of 2 kliertjes aan den voet der geslachtsdee-
len. Mannel. bloemen-; 2—5 vrije, of éénbroederige, uit de oksels der schubjes te voorschijn komende
meeldraadjes. Vrouwelijke bloemen; een vrij, 1-hokkig, vele eitjes bevattend vruchtbeginsel;
de zaaddragertjes aan de wandjes. Eén stijltje; twee, dikwgls 2-spletige stempeltjes. De zaaddoos
2-kleppig ; zeer kleine en gekuifde zaadjes.
Soortelijke kenmerken. Amentis sessilibus, basi bracteolis suffullis. Capsulis e basi ovata elongalo-
lanceolatis, tomentosis, pedicellatis ; pedicellis glandulam nectariferam 4—6es superantibus. Stylo
brevissimo, stigmatibus ovatis, bifidis. Foliis ovalis vel ellipticis , planis, acuminatis, apice recurva-
tis, obsolete undulato-crenatis, supra glabris, sublus glaucis, Lomentosis. Stipulis reniformibus.
Gemmis glabris. De Bloemkatjes ongesteeld , aan den voet met eenige schutblaadjes, a, De zaad-
doosjes uit eironde basis langwerpig-lancetvormig , villig , gesteeld, b ; de steeltjes 4—6 malen langer
dan het honigkliertje, c. Het stijltje zeer kort; eironde, 2-spletige stempeltjes, e. Eironde of
elliptische, vlakke, toegepunte, aan den top omgebogen, flaauw gegolfd-gekartelde, van boven
gladde, aan de onderzijde blaauwgroene en villige bladen. De steunblaadjes, f , niervormig. De
bladknoppen, g , glad.
Meestal groeit deze Wilg heesterachtig maar ook wel wordt h ij als een omgaande boom
aangetroffen. Deszelfs bladen z ijn zoo ten opzigte van vorm als van bekleedsel, en van
gaafheid van rand o f n ie t, zeer afwisselende, en de steunblaadjes, f , welke spoedig
wegvallen, het duidelijkst aan de jonge scheuten te zien. Fig. A stelt een bloeijend
takje van eenen mannelijken s tru ik voor $ B een van eenen vrouwelijken en C eenI ta k
met bladeren, insgelijks van een' vrouwelijken s t r u i k , waaraan nog een paar pas
u it gebloeide bloemkatjes gezien worden. B i j h een geheel uitgebloeid en reeds verdord
bloemkatje, met reeds opengesprongen en van de gekuifde zaadjes ontdaan zijnde zaaddoos]
es ; i een der zoodanige zaaddoosjes afzonderlijk en j een met bijna rijpe zaden.
B ij k een schubje van een mannelijk bloemkatje van binnen , benevens de twee meeldraadjes
en het honigkliertje , d , en d it schubje van buiten bij 1; op gelijke wijze bij
m en n een schubje van een vrouwelijk bloemkatje; bij o eenig s tu ifm e e l, en een enkel
korreltje daarvan onder zeer sterke vergrooting bij p.
Groeiplaatsen, Aan sloot-? en andere waterkanten, en elders op vochtige plaatsen, door het ge-
heele land. Onder den vorm van eenen op stam gegroeiden , en naar gissing meer dan 20 voelen
hoog opgewassen boom, werd hij door Dr. r . b. van den bosgh en mg in eene duin-vallei op W a lcheren
aangetroffen.
Gebruik. Tot eenige dikte gegroeid , kan het hout lot het vervaardigen van velerhande zoogenaamd
klein werk gebezigd worden ; anders is dit tot houtskool gebrand dienstig bg het maken van
buskruid , en ook om er mede te teckenen. De jongere takken kunnen tot vlechtwerk dienen ; do
bast tot leerlooijen en ook om leder zwart te verwen, en de bladen leveren voor rundvee en schapen
een gezond voedsel op , en worden ook van de paarden gegeten.
De bloemen , welke, behalve door de bijen, ook van tweeërlei soort van vliegen, door eene groolo
soort van muggen, door mieren en vlinders druk bezocht worden, verschaffen veel honig; vooral die
der mannelijke bloomkatjes, bg welke het honigkliertje, d , mg toeschijnt sterker ontwikkeld te zijn,
en van grootere afscheiding dan bg de vrouwelijke bloempjes.
r (*) Het is noodig hier nog eens le herinneren , dat dit alzoo is naar de 16de uitgave van het Systema vegetab.
▼an Lisjueüs, door Gort. Sprehgbl.