
r *
HYPNUM SCHREBERI ( B r i d e l ) . HYPNUM COMPRESSUM
( S c d r e b e r ) .
Schrebers Dekmoa.
Hoogduitseh. Schrebers Aslmoos.
Met Vrucht. Maart—April. Tf.
Natuurlijk Stelsel. Dit heb ik reeds genoegzaam, alsmede de rangschikking volgens linnaeus, opgeven,
zie PI. 850 der lG8e Aflevering.
Geslachts kenmerken. Zooals van de boven aangehaalde reeds beschrevene soorten.
Soortelijke kenmerken. Gaule erecto, ramoso, ramis compressis, foliis imbricatis, ramis ovato-
lanceolalis, caulinis ovatis obtusis, capsula ceraua, operculo conico, sela laevi. — De steng is regt-
slandig en takkig, met de takken zamengedrukt, de bladeren overeenliggende, die der lakken eilancetvormig,
die der steng stomp eirond, de zaaddoos hellende, het deksel kegelvormig, de vrucht-
steel glad. o, de geheele plant. b, de stengbladeren vergroot, e, die der takken vergroot.
Op het eerste gezigt zoude men deze soort ligtelijk met de Hypnum purum en Hypnum cuspidatum
verwarren. Van de eerste verschilt zij echter door de bruinachtige kleur der steng die ook
slanker is; van de laatste door stompere en digter overe'e'nliggende bladeren.
Groeiplaats. Zij komt veel op heidegronden vóór, zoowel in de provincie Utrecht, als Gelderland
en Groningen, doch ik heb dezelve nimmer met vrucht gevonden.
HYPNUM ABIETINUM. — Dennevormig Dekmoa.
Met Vrucht in den Herfst. Tf.
Soortelijke kenmerken. Caule ascendente pinnato, foliis ovatis acuminatis imbricatis, capsulis
cylindricis incurvis, seta laevi. — Met eene bijna regtstandige gevinde steng, de bladeren eirond
gespitst overéénliggende, de zaaddoozen rolrond gekromd, de vruchtsleel glad. o, de geheele plant.
b, de bladeren vergroot.
De stengen en takken zijn draadvormig en rolrond. De geheele plant bijna olijfkleurig.
Groeiplaats. Bij Haarlem, de gorter. In Gelderland op de heiden, rainville. Zelf vond ik haar
als ook den Heer v. D. sande lacoste, in de Veenen te Achltienhoven, in de Provincie Utrecht. Later
trof ik haar aan bij Weurt, als ook in het Oosterhoutsche bosch, bij Nijmegen, doch zonder
vrucht.
HYPNUM ALRICANS. — Witachtig Dekmoa.
Met vrucht in het voorjaar. 2f..
Soortelijke kenmerken. Caule ascendente subramoso, foliis imbricatis ovato-lanceolatis, acuminatis,
capsulae cernuae operculo conico. — Met de steng opgaande bijna getakt, de bladeren overéén-
liggend ei-lancetvormig, gespitst, de zaaddoos knikkende, het deksel kegelvormig, o, de geheele
plant, b, De bladeren vergroot met de vrucht.
De bladeren zijn iets breeder en bleeker van kleur, dan die der Hypnum lutescens, de middenerf
min o f meer witachtig.
Groeiplaats. In Zeeland, d. r. van den bosch. Te Helpen, bij Groningen, miqüel. Zelf vond ik
haar in groote menigte (met vrucht) langs den weg van Utrecht naar Zuilen.